Over spiegels en vensters (een persoonlijk verhaal in drie staties)

( 8 min. read)


1. Eerst was er de young adult
De vijftienjarige in huis is echt wel een verrijking voor mijn denken. Door haar oprechte interesse in identiteitsbeleving (bijvoorbeeld m.b.t. gender of huidskleur) stelt ze met kritische vragen en snedige opmerkingen onze standaarden in vraag. Onder haar impuls ben ik me gaan verdiepen in thema’s als diversiteit, inclusie en representatie1 in onze samenleving en in de jeugdliteratuur in het bijzonder.

Onze huidige samenleving wordt als superdivers beschouwd, niet alleen wat huidskleur of afkomst betreft maar ook inzake genderidentiteit, seksuele voorkeur of beperkingen/stoornissen en kwetsbaarheden. In deze superdiverse context reiken boeken idealiter zoveel mogelijk naar álle kinderen, ongeacht eventuele verschillen. Hierbij is een divers en inclusief literair aanbod essentieel waarin jonge lezers zowel spiegels als vensters vinden, om een populaire metafoor uit de boekenwereld te citeren. In de spiegel kan de lezer zichzelf herkennen, bijvoorbeeld over huidskleur of beperking, en dat heeft uiteraard een positieve invloed op de eigenwaarde (én het leesplezier en de leesmotivatie). Minstens even belangrijk zijn boeken die als een venster de blik verruimen en de wereld van de ander(en) laten zien, die tonen dat er meer dan één perspectief/visie/verhaal is.

Deze visie klinkt nu vanzelfsprekend maar is in feite vrij nieuw. In de peuter- en kleutertijd van mijn dochters, zo’n decennium geleden, waren witte, heteroseksuele volwassenen en kinderen, het klassieke gezin en het (behoorlijk) traditionele rollenpatroon het dominante beeld in kinder- en jeugdboeken. Andere perspectieven zoals in drie onderstaande titels waren echt wel een uitzondering. En in alle eerlijkheid, ik stond er niet bij stil, ook al had ik jarenlang in een multiculturele buurt in de grootste stad van Vlaanderen gewoond. Weinig actoren in de boekenwereld waren zich echt van deze eenzijdigheid bewust. Kritische stemmen werden nauwelijks gehoord en we werden niet uitgedaagd om over ons denken, spreken en handelen te reflecteren.

Dat is nu wel even anders. Onder invloed van vocale activisten uit vooral de zwarte en LGBTQI+- gemeenschap kan niemand uit de literatuurwereld nog om de noodzaak en meerwaarde van andere stemmen heen. De bakens lijken toch wel verzet en het divers en inclusief literair aanbod, zowel in originele Nederlandstalige verhalen als in vertalingen, groeit – misschien nog traag – of te traag volgens sommigen. De sterkste dynamiek inzake diversiteit en inclusie leeft momenteel in kleine uitgeverijen als Studio Sesam en ROSE stories en het Europese project Every story matters. Zij hebben als expliciete missie om (pro)actief nieuwe diverse stemmen te zoeken en te begeleiden.

Enkele recente voorbeelden van diversiteit en inclusie in kinderboeken

Diversiteit en inclusie zijn meer dan een reeks diversiteitscriteria. Het gaat in de eerste plaats over gelijkwaardigheid van personages en verhaallijnen in boeken, maar ook over meer evenwicht m.b.t. de invloed en impact in álle echelons van de boekenwereld, die vaak nog een stevig wit bastion is. Het proces van diversiteit en inclusie werkt in alle richtingen en voor alle betrokken actoren. Het is uiteraard niet de bedoeling dat deze of gene groep bewust of onbewust nieuwe vormen van uitsluiting creëert. Uiteindelijk zijn we ongeacht onze verschillen vooreerst allemaal mensen die elkaar als mens (h)erkennen. En dat ook in het diverse en inclusieve literaire landschap kwaliteit primeert, dat spreekt vanzelf.

Dat proces van bewustwording is per definitie een leerproces, het is zoeken en aftasten en soms leergeld betalen. En ja, in dit proces duiken soms lastige vragen op. Ik denk hierbij aan de heisa van begin vorig jaar over al dan niet racistische elementen in de boeken van Pippi Langkous, de klassieker van literair icoon Astrid Lindgren. Pippi’s witte vader is opperhoofd van het zwarte Taka-Tukaland. Pippi blijft ook daar haar rebelse zelve en loopt niet zo hoog op met haar koninklijke positie. Maar in onze editie van 2015 noemt ze zich wel nog ‘negerprinses’ en dat n-woord wordt nu absoluut niet meer getolereerd. Helaas verliep ook dit debat weinig sereen en werd niet naar elkaars noden én angsten geluisterd. Het werd herleid tot een principiële ja-nee vraag die voorbijging aan deze grondvraag: hoe gaan we om met literatuur die in een bepaalde tijdsgeest is geschreven en waarbij we nu bedenkingen hebben? Deze belangrijke vraag heeft een genuanceerd debat nodig.

Pippi Langkous in het oog van de storm

Hoe stond ik er zelf voor? Heel goed meende ik te mogen zeggen. Woorden als ‘blank’ en ‘kleurling’ gebruik ik al lang niet meer en mijn houding t.o.v. Zwarte Piet schreef ik hier al eerder neer. Goed bezig! vond ik van mezelf. En ik stak nog een pluim op mijn hoed …

2. En toen was er dus het young adult book Dat boek is Blijf zachtjes bij me (If you come softly, uit 1998) van de zwarte Amerikaanse auteur Jacqueline Woodson (1963). Woodson geniet in haar thuisland al jaren naam en faam maar bleef bij ons zo goed als onbekend tot ze in 2018 en 2020 de twee belangrijkste internationale literaire prijzen voor jeugdliteratuur won. Blijf zachtjes bij me, over de prille relatie tussen de zwarte Jeremiah (Miah) en de joodse (en witte) Ellie, is haar tweede boek in het Nederlands.

Miah en Ellie worden door lezers en recensenten wel eens de hedendaagse Romeo en Julia genoemd. Woodsons jeugdroman is evenwel veel subtieler dan de onmogelijke liefde van een gemengd koppel in een vijandige context. Ja, er zijn tal van bedenkingen, twijfels en afkeuring in zowel de witte als de zwarte omgeving. Maar wat vooral raakt is hun eigen verbazing dat ze dolverliefd werden op iemand met een andere huidskleur. Hij noch zij konden zich als partner van een gemengd koppel voorstellen; ze stonden helemaal niet stil bij de mogelijkheid. Niet uit vijandigheid zoals bij Romeo en Julia, maar uit onwetendheid, vanwege een niet-kennen van de ander. Hun horizon reikte niet verder dan hun eigen gemeenschap. Om Ellie te parafrasen: niemand van haar familie heeft ooit iets hatelijks over zwarten gezegd; ze kenden er gewoon geen.

Alzo snijdt Woodson delicate thema’s aan waarbij ze ongemakkelijke vragen niet uit de weg gaat. Toch heeft deze roman geen activistisch karakter. Het is in de eerste plaats een ontroerend verhaal over de ontluikende liefde tussen twee jonge mensen. Bewustzijn over zijn zwarte huidskleur is bij Miah wel steeds een belangrijk thema. Dat is bij Ellie helemaal niet het geval, zo blijkt uit dit veelzeggend fragment:

´Ik heb eens aan Miah gevraagd of hij ooit vergat dat hij zwart was.

Nee, dat vergeet ik nooit, zei hij toen. Maar soms maakt het niet uit, dan besta ik gewoon.

Toen vroeg hij aan me of ik ooit vergat dat ik wit was.

Soms, zei ik.

En wanneer je dat vergeet, welke kleur denk je dan dat je bent?

Geen kleur.

Toen keek Miah van me weg en zei hij:

Daar verschillen wij dan in.´

3. En ineens begon mijn blik te kantelen. Dit fragment was er boenk op. Want hé, ook ik was me nauwelijks écht van mijn huidskleur bewust. Natuurlijk weet ik wel dat ik wit ben maar mijn wit-zijn is net zoals bij Ellie geen fundamenteel deel van mijn identiteit, en ik dacht dus niet veel verder. Bovendien word ik nooit op negatieve wijze aan mijn witte teint herinnerd, ook niet bij reizen buiten Europa. Het is me welgeteld één keer overkomen hier ver vandaan en ik was diep geschokt. Als westerse kreeg ik wel eens kritische opmerkingen maar dat had dan met de dominante westerse positie in de wereld te maken, niet zozeer met mijn huidskleur. En verder zag ook ik wel duidelijk de huidskleur van de ander maar vond wel eens dat ik in tegenstelling tot de anderen geen huidskleur had. Bij deze rake zinnen over bewustzijn van huidskleur kon ik de ongemakkelijke vragen ineens niet meer ontwijken. Waarom vermeld ik bij Jacqueline Woodson zonder nadenken dat zij een zwarte Amerikaanse auteur is? En waarom laat ik bij een witte Amerikaanse auteur de notie van huidskleur achterwege, zoals in deze recensie? Waarom meen ik dat de huidskleur van Woodson van belang is voor lezers van mijn blogposts en recensies? En waarom is dat bij witte auteurs dan blijkbaar niet belangrijk? Waarom maak ik dat onderscheid? Waarom denk ik dat lezers dan wel automatisch weten dat deze auteurs wit zijn? Wat zegt dat over mij? Al deze vragen tolden in mijn hoofd.

Of ben ik misschien naïef of te gevoelig? Ben ik woke, in de zin dat ik mijn ogen wil openen voor scheefgetrokken machtsverhoudingen? Of ben ik woke, zoals in het scheldwoord voor overdreven politieke correctheid? Of ben ik gewoon mezelf, een zoekende wiens denkbeelden evolueren? Vooral dat laatste denk ik dan toch.

Dus ja, onze witte teint is óók een huidskleur, zo bijzonder en zo gewoon als alle andere. Het kan niet dat mensen géén huidskleur hebben. Woorden als ´kleurling´, ´gekleurde persoon´ of ´mensen met een kleur´ die niet-witte mensen omschrijven, kloppen dan ook niet meer voor mij. De woorden die we gebruiken zegt immers (vaak onbewust) veel over hoe we de wereld zien. Mijn zienswijze hierover is veranderd door deze trefzekere zinnen van Jacqueline Woodson. En nota aan mezelf: de huidskleur (of een ander identiteitskenmerk) van een auteur of illustrator doen er alleen toe als het relevant is voor de recensie.

Ik had het in het begin over het belang van boeken als spiegels en vensters. Spiegels om jezelf te herkennen en vensters om de blik te verruimen. Wel, door dit boek keek ik door een wel heel groot venster, niet?

1diversiteit: de verschillen tussen mensen /inclusie: de insluiting van achtergestelde groepen/ representatie: aanwezigheid en voorstelling van de verschillen en van de achtergestelde groepen

Blinde vlek

Vooroordelen. Verwachtingen.

Recensenten zouden ze niet mogen hebben. Idealiter benaderen we elk boek geheel onbevangen, als een onbeschreven blad. Helaas werkt het menselijk brein niet op die manier. Ik beken ootmoedig dat ik er niet altijd – oké zeg maar zelden – echt in slaag. Heel snel, in een fractie van een seconde, kan er een stemmetje in mij fluisteren en worden bepaalde verwachtingen gecreëerd. Het is een subtiel proces dat ik soms niet onmiddellijk bij mezelf opmerk maar die wel mijn boekenkeuze kan bepalen. Men zegt dat de eerste indruk meestal juist is omdat het intuïtief gebeurt. Misschien wel, al is de grens tussen intuïtie en oordeel flinterdun. Een mens kan de bal ook wel eens behoorlijk misslaan. Dat overkwam mij onlangs met het jeugdboek Circus Maximus: de race van de keizer, het debuut van de Britse Annelise Gray. Het is een historische roman over de jonge Dido die een bijzondere gave voor paarden heeft. Zij droomt ervan om ooit eens deel te nemen aan het wagenrennen in het Circus Maximus in het Oude Rome.

Ik nam het boek in mijn handen en wat dat stemmetje mij op dat ogenblik razendsnel influisterde, nee, het was niet bepaald netjes: Jah… een meisje dat van paarden houdt … pfff … omdat de schrijfster dol is op paarden zeker … en die cover … ziet er behoorlijk cliché uitdat wordt lastig lezen … *zucht*. Het was een leesopdracht, dus moest ik het boek wel tot de laatste bladzijde uitlezen. Met frisse tegenzin begon ik eraan.

293 pagina’s later moest ik erkennen dat Dido mij echt wel had weten te bekoren. Ik heb weliswaar wat opmerkingen bij het verhaal zelf maar het is moeilijk om niet van deze sympathieke überheldin te houden. Dido gaf me ook een lesje in nederigheid want vanwaar kwam mijn vooringenomenheid? Ik heb immers geen afkeer van paarden en bovendien hou ik van historische romans, zeker wanneer een jonge heldin de hoofdrol speelt. En toch dook dat stemmetje ogenblikkelijk bij me op. Eerlijk gezegd schaamde ik me hierover een beetje maar al gauw bleek ik lang niet de enige lezer die met dit vooroordeel worstelde. Toch opvallend, niet? Dus zeg eens, zijn verhalen over meisjes die van paarden houden ook jouw blinde vlek?

Dichterbij

Tijdens de inauguratie van Joe Biden tot 46e president van de Verenigde Staten ging alle aandacht naar een jonge zwarte vrouw die met veel bravoure haar poëzie declameerde. Het optreden van Amanda Gorman doet denken aan wat in kunsttermen spoken word (gesproken woord) wordt genoemd. Spoken word is voordrachtkunst waarbij de kwaliteit van de performance even belangrijk is als de woorden zelf. Het is niet zomaar een geschreven gedicht op doorleefde wijze brengen, zoals ‘klassieke’ dichters op poëziehappenings doen. Neen, bij spoken word zijn de woorden – of het nu poëzie, kortverhaal, speech, proza of een mengeling is – uitdrukkelijk bedoeld om uitgesproken te worden, om luid te weerklinken, om gehoord te worden. En of de wereld Amanda Gorman heeft gehoord!

Amanda Gorman, de inauguratiedichteres

Een bijzondere stijl binnen spoken word is poetry slam, ook slam poetry genoemd (letterlijk: poëzieslag). Toegegeven, er is geen strakke definitie van poetry slam en de scheidslijnen met andere vormen van spoken word zijn flou. Poetry slam ontstond meer dan drie decennia geleden in de Verenigde Staten als voordrachtwedstrijd om poëzie op interactieve wijze dichter bij het publiek te brengen. Het wedstrijdelement blijft belangrijk – zo is er een Belgisch, Europees en wereldkampioenschap poetry slam -, maar ondertussen is het tot een volwaardig medium binnen literatuur en podiumkunsten uitgegroeid. Er is een levendige poetry slam scene in Vlaanderen, die nog meer weerklank bij bredere literaire kringen, culturele instellingen en leerkrachten mag krijgen. Deze dichtkunst kan in het bijzonder jongeren aanspreken, want het is spelen met taal en een dynamische, expressieve en wervende manier om zich te uiten en uit te spreken. Poetry slam is dikwijls (maar niet noodzakelijk) persoonlijk en maatschappijkritisch. De performers zijn doorgaans ook jong; en intonatie, ritme en lichaamstaal doen aan de muziekstijlen rap en hiphop denken. Critici daarentegen vinden het lawaaierig en schreeuwerig. Ongetwijfeld zal dat weleens het geval zijn, maar ach, in alle kamers van de literatuur wonen wel wat schreeuwers en lawaaimakers, niet? Bovenal kan poetry slam vanuit maatschappelijk oogpunt als representatief en meerstemmig beschouwd worden, want populaire ‘slammers’ of ‘slam poets’ in Vlaanderen, bijvoorbeeld Carmien Michels, Hind Eljadid, Antwerps stadsdichter Seckou Ouologuem en Lizette Ma Neza, hebben uiteenlopende culturele achtergronden. Deze jonge woordkunstenaars vertegenwoordigen het diverse Vlaanderen van vandaag. Zij zijn als vensters, waardoor de ene toehoorder veel verder kan kijken en reiken dan de eigen wereld; en tegelijkertijd zijn zij ook als spiegels, waarin de andere luisteraar zichzelf kan herkennen. Of zoals Lizette Ma Neza, zelf van Rwandese afkomst, in haar ode aan Amanda Gorman zei:

En ik zag, ik zag

Wat jij ook zag

In het meisje met haar gele jas

Mezelf

Lizette Ma Neza brengt haar hele gedicht in deze video. Neem op deze Gedichtendag even de tijd om naar haar te luisteren.



In het kader van de Gedichtendag en Poëzieweek (28/1 – 3/2/2021)

Inderdaad, deze blogpost is gelardeerd met Engelse woorden. Niets aan te doen, dit zijn nu eenmaal de gebezigde termen.

Tijdlens

Ik was twaalf jaar toen ik een plechtige gelofte aflegde. Een van mijn dochters zou ik Hasse noemen, naar Hasse Simonsdochter, het hoofdpersonage uit het gelijknamige boek van de Nederlandse Thea Beckman (1923-2004). In die dagen lag Hasse Simonsdochter me bijzonder na aan het hart. Ik bewonderde haar, want ze stond voor alles dat ik als bange wezel niet kon of durfde. Hasse met haar fonkelende donkere ogen en ravenzwarte haren. Hasse, het onverschrokken en vrijgevochten meisje dat zo hield van dwalen door de polders en het rietland. Hasse die aan de zijde van een vaandel huurlingen, die God noch gebod kende, een spannend en ongebonden leven leidde. In een woord, Hasse Simonsdochter was gewéldig!

Jaren later heet niet een van mijn dochters Hasse. Al die tijd had deze naam voor mij zelfs geen enkele betekenis meer. Mijn belofte bleef diep verborgen en onaangeroerd in een van de kamers van mijn geheugen liggen. Pas toen de oudste dit boek uit haar klasbibliotheek meebracht, kwam ze me langzaam voor de geest, als een zachte weerklank uit Lang Geleden. (Zo gaat dat dus met de woorden van eer uit onze jeugdjaren. Op dat moment lijken ze in steen gebeiteld, niet te verbrijzelen, maar uiteindelijk blijken ze uit losse kiezelsteentjes te bestaan.) Telkens ik nu de naam Hasse hoor of lees, vraag ik me af of deze meisjes naar Beckmans onvergetelijke personage werden genoemd en of ze hun naam met fierheid dragen. Ik mag hopen van wel!

De iconische cover uit de jaren ’80 … een onvergetelijk boek! (Al bleek dit in mijn geval relatief.)

Niet Hasse Simonsdochter maar Kruistocht in spijkerbroek is Beckmans meest gerenommeerde roman. Dit verhaal uit 1972 over de jongen Dolf die naar een Kinderkruistocht in het jaar 1212 wordt geflitst, is tot ver voorbij de landsgrenzen befaamd. Bijna 50 jaar na de eerste uitgave is het boek nog steeds in herdruk en het werd voor film, theater en musical bewerkt. Thea Beckman is geheel terecht la grande dame van de historische jeugdroman. De jaarlijkse (Nederlandstalige) literaire prijs voor dit genre werd dan ook naar haar vernoemd. Tal van haar boeken groeiden uit tot ware klassiekers die decennia later nog steeds gelezen worden. Ik zie het wel vaker: verhalen die ons als kind bijbleven geven we nu maar wat graag aan onze eigen kinderen door. Deze boeken worden gedeelde herinneringen, waarbij we verleden en heden zachtjes aan elkaar rijgen. Bij sommige volwassenen volgt hierna de grote ontnuchtering: het verhaal blijkt dan toch niet zo razend spannend als in hun herinnering – het leest niet meer zo vlot – echt bijzonder is het niet … Zelf ervaar ik deze ontgoochelingen niet. Ik voel nog steeds diezelfde intense opwinding en sensatie als toen, alsof ik weer dat tienermeisje ben dat met blozende wangen en boekenogen bladzijde na bladzijde verorbert. De kritische, analytische (“volwassen”) blik kan ik gemakkelijk uitschakelen.

Uiteraard voelen taal en stijl enigszins verouderd aan. Taal is immers het verbale herscheppen van de wereld om ons heen en onze taal verandert omdat de wereld zelf voortdurend in verandering is. Ook voorkeuren en verwachtingen evolueren. Dat is bij volwassenliteratuur en film- of muziekbeleving niet anders. Toch hindert dit de meeste jongeren van nu amper. Want wat verteltalent en beleving betreft moeten de oudjes zeker niet onderdoen voor jongere generaties als Noëlla Elpers, Rob Ruggenberg (+ 2019), Jean-Claude van Rijckeghem, Simone van der Vlugt of Floortje Zwigtman.

Vooral Jean – Claude van Rijckeghem staat bij recensenten én jongeren hoog aangeschreven. (Deze gezamenlijke waardering is uitzonderlijker dan men zou vermoeden.) Hij schrijft levendig en zintuigelijk met rake observaties; we kunnen het verleden als het ware zien, horen, ruiken, voelen en proeven. Ook wij dragen van Rijckeghem een warm hart toe, want in enkele romans spelen moedige meisje de hoofdrol. In een wereld die door mannen wordt gedomineerd komen zij voor zichzelf op en nemen hun lot resoluut in handen. En aan wie doen Margaretha van Male (uit Jonkvrouw), Gitte Niemandsdochter (uit Galgenmeid) en Stans (uit Ijzerkop) denken? Juist … aan Hasse Simonsdochter natuurlijk! Al kunnen zij in mijn ogen niet – nooit! aan Hasse tippen. Maar kijk, de cirkel is rond, altijd.

Zinnen van zijde*

Enigszins verrassend won ze dit jaar met Alles komt goed, altijd de Woutertje Pieterse Prijs*: Kathleen Vereecken. Enkele Nederlandse recensenten meenden dat de taal van het tienjarige hoofdpersonage ongeloofwaardig is. Het is niet de taal van een kind maar die van de volwassen literaire schrijfster, vinden ze. Zoals hier: “Ik voelde geen warmte, maar ik hoopte op de woorden die erbij pasten. Woorden die even geruststellend zouden zijn als de warmte van zijn hand.” Daar is zeker iets van aan. Al kan het boek vast ook gelezen worden als een persoonlijk relaas, later opgeschreven door iemand die door de ingrijpende gebeurtenissen vroeg wijs, ernstig en zelfbewust werd.

Eenzelfde opmerking geldt voor haar boek Zijdeman, over de ervaringen van een 15 – jarig meisje en haar vijf jaar jongere broer die na de verdwijning van hun vader – een zijdehandelaar- zelf zijderupsen willen kweken. Mooie taal, prachtig… bij momenten zelfs adembenemend…. Alleen, is dit de taal van een adolescent? Van een kind?

20190729_120046

Van het boek wordt de animatiefilm Silk Man gemaakt die eind 2021 in de zalen wordt verwacht.

Ach! Laten we eens níet naar onze analytische Mind luisteren maar gewoon van haar taal genieten. Langzaam, met gesloten ogen, als van een heerlijke ijspraline. Proef maar: “Het besef sijpelde maar langzaam door. Als druppels water door een dik zeil. Eerst aarzelend, niet meer dan een vraag die in ieders ogen te lezen stond, zonder dat iemand ze hardop durfde te stellen.” Heerlijk! En weet je, Zijdeman bevat een hele doos vol!

 

* De titel ontleende ik van de recensie van Hanneke de Jong op www.boekenbijlage.nl

* Prijs voor het beste oorspronkelijke Nederlandstalige kinder- en jeugdboek van het afgelopen jaar