‘Maar dat is Elmer!’ Nauwelijks had ik mijn voorleesboek uit de voorleeskoffer gehaald of enkele schrandere kleuters hadden hem al opgemerkt: Elmer. Tja, Elmer de olifant kan zich natuurlijk moeilijk verstoppen. Elmer is geel en oranje en rood en roze en paars en blauw en groen en zwart en wit. Helemaal anders dan alle andere olifanten.
Ik leerde deze kleurtjesolifant ruim een decennium geleden kennen via een knutselwerkje van een van de dochters. In haar kleuterklas had ze Elmer de olifant heel precies nagemaakt en mocht ze naar eigen smaak alle vakjes in alle kleuren van de regenboog inkleuren. Binnen de lijntjes, dat spreekt voor zich. Voor een vijfjarige moet dat een monnikenwerk zijn. Natuurlijk hebben we haar fraaie Elmer bewaard.
Elmer maakt al meer dan dertig jaar kinderen blij. Het is een van die unieke personages dat hen ook jaren later bijblijft en van generatie op generatie zal doorgegeven worden. Daar ben ik zeker. ´Oooo, Elmer, dat is zoooo lang geleden!’ riep de dochter enthousiast uit bij het terugzien van dit voorleesboek. En onmiddellijk begon ze opgetogen door het boek te bladeren. Sterker bewijs is er niet, toch?
Hoog tijd om onze persoonlijke literaire canon onder het stof vandaan te halen. Even het geheugen opfrissen: in deze canon brengen we voor elke letter van het alfabet een lofzang op een boek dat voor ons bijzonder waardevol is, een snaar raakt en mooie herinneringen in zich draagt.
De letter van vandaag was een stevige uitdaging want hoeveel titels beginnen er wel niet met de letter D? Onze keuze viel uiteindelijk op De jongen en de walvis van Linde Faas, een ontroerend verhaal over de ontluikende vriendschap tussen een jongen en een walvis.
De perfecte harmonie tussen woord en beeld is s-u-b-l-i-e-m. In slechts honderdvijftien woorden creëert Faas een subtiele gevoelswereld als een ingetogen gedicht. Ook haar illustraties in zacht aquarel zijn uitgepuurd. Werkelijk niets leidt ons af van de essentie. Elke illustratie ontvouwt zich als een verstild tableau van de natuurpracht om ons heen, zoals het grijze wolkendek, de wisselende zeegezichten en het vurige avondrood. Het zijn miniatuurbeelden van een fijngevoelige innerlijke wereld. Dit is puur meesterschap.
‘ O Romeo, Romeo, wherefore art thou Romeo? / waarom ben jij Romeo?’ verzucht Julia in de tragedie van William Shakespeare (1564-1616). Het tragische verhaal over de onmogelijke liefde tussen twee jonge mensen uit elkaar vijandige families was vanaf het prille begin bijzonder populair zodat Romeo en Julia tot iconische geliefden uitgroeiden. Hun romance past in een lange literaire traditie van verhalen over de onbereikbare liefde. Romeo en Julia vertoeven in het illustere gezelschap van Pyramus en Thisbe, Paris en Helena, Dido en Aeneas, Orpheus en Eurydice, Floris en Blancefloer, Tristan en Isolde en Lancelot en Guienevere – om de befaamdste koppels uit onze contreien te noemen. Hun gedoemde liefde werd eveneens vereeuwigd in beeldende kunst, muziek en audiovisuele media. In de jeugdliteratuur daarentegen zijn deze prachtige verhalen amper een bron van inspiratie voor verfrissende bewerkingen of hervertellingen*. Waar dat aan ligt is mij niet helemaal duidelijk.
Prentenboeken, kinderboeken en jeugdromans over verliefd zijn en de liefde (in al haar diversiteit) zijn er nochtans in overvloed, in het bijzonder voor jonge adolescenten. (Poëzie laat ik even buiten beschouwing.) Ik laat je graag kennismaken met drie liefdesverhalen die me na aan het hart liggen. Over het hartverwarmende Liefde is niet voor lafaards van Ulf Stark was ik al eerder lyrisch, in het bijzonder over de beeldrijke taal. Ook het nagelnieuwe Een zee van liefde, een stevig prentenboek van 80 pagina’s van Pieter Gaudesaboos, mag niet ontbreken. In een lange heerlijke zomer groeien Pinguïn en Beer, die niet meer van elkaar kunnen verschillen, naar elkaar toe – dat het twee jongens zijn valt niet eens op. Met de knappe grafische illustraties doet dit vertederende prentenboek aan een trage retro animatiefilm denken. Het is visueel erg mooi en heeft vast en zeker het potentieel om tot een klassieker uit te groeien. Duimen maar dat hij eind maart als enige Vlaamse genomineerde de BOON-prijs voor jeugdliteratuur in ontvangst mag nemen.
@pieter gaudesaboos
Puur gevoelsmatig gaat mijn hart echter naar een andere verliefde Beer uit. Deze Beer is dol op Vlinder die ‘zo mooi is als een uitgeknipt stukje hemel´, maar zij lijkt wel doof, stom en blind voor zijn tedere maar onhandige liefdesverklaringen. Beer is op Vlinder behoort tot het vroege werk (2004) van de Nederlandse Annemarie van Haeringen. Haar zachte, poëtische illustraties zijn rijk in al hun eenvoud. Nu ja, wat heet eenvoud … Het is een uitgepuurde eenvoud en dat vereist vakmanschap. Wie met aandacht kijkt zal ook de opmerkelijke diepte en warmte in haar aquarelwerk ervaren. Beer en Vlinder zijn bovendien veel meer dan hun penseeltoetsen; het zijn bezielde personages die leven en voelen en dartelen, dansen en stuntelen op papier. Is het ook niet heerlijk dat kinderen zich geen vragen stellen over een beer die van een vlinder houdt? Dat is de kracht van verhalen natuurlijk: alles is mogelijk. En Beer en Vlinder? Die liefden nog lang en gelukkig*.
* Toch enkele titels: Romeo en Julia van Tiny Fisscher / Veldslag om een verloren hart: het verhaal van Helena van Michael De Cock / Izzy + Tristan van Shannon Dunlap
Met de hand op het hart zeg ik jullie: in mijn kindertijd heb ik Zwarte Piet nóóít bewust als iemand met een zwarte huidskleur gezien. Zwarte Piet was zwart door het roet van de schoorsteen, tiens. Hij moest elke schoorsteen in- en uitklimmen om cadeautjes en lekkernijen te brengen, want Sinterklaas was veel te oud om dat zelf te doen. Hoe oud was hij wel niet, zeshonderd jaar of zo? Wij hebben deze traditie ook zo aan onze kinderen doorgegeven. Ik schudde dan ook lange tijd meewarig het hoofd over de vermeende racistische en koloniale ondertoon van Zwarte Piet. Men kan mij van veel verdenken vond ik, maar toch niet van racisme zeker!
Tegelijkertijd moest ik wel toegeven dat Zwarte Piet mij als kind enige angst inboezemde. Hoe hij daar stond, met zijn pikzwarte gezicht, felrode lippen en fonkelende witte tanden, en met die vreselijke jutezak voor stoute kinderen … Het contrast met de goedmoedige Sinterklaas was groot. Met de Sint in de buurt kon me weinig overkomen, want hij had het laatste woord en ik was braaf geweest – zeker in de weken voor 6 december. Kijk, het zijn net die onbewuste, vaak subtiele associaties tussen huidskleur (zwart) en gevoelens (gevaar/angst) waar activisten tegen Zwarte Piet op wijzen. Vergezocht? Mja, toch niet, als je bedenkt dat het grootste deel van ons gedrag door het onderbewuste wordt gestuurd. Bovendien weten wij met onze witte teint nauwelijks hoe het voelt om op negatieve wijze op onze huidskleur te worden aangesproken. Het is mij één keer overkomen, hier ver vandaan, en ik reageerde echt onthutst. En dan zijn er nog die andere vragen. Kan iemand echt zo zwart van het roet worden? En waarom werd Zwarte Piet al te vaak afgebeeld met stereotiep dikke lippen, gouden oorbellen en kroeshaar/krulhaar?
Racistisch of niet? Ben ik nu voor of tegen Zwarte Piet? Vind ik het concept van Zwarte Piet nu racistisch of niet? Verwacht van mij geen stellingname in dit gevoelige en vaak emotionele debat. Mensen voelen zich in deze kwestie opvallend persoonlijk aangesproken, want het raakt rechtstreeks hun identiteit. Voorstanders voelen zich aangevallen omdat de magische verhalen die hen vormden nu als fout worden beschouwd. Tegenstanders daarentegen ervaren de beeldvorming en het gebrek aan empathie als kwetsend. Ik verkies om me niet uitsluitend bij de ene of de andere zijde te voegen, maar om te luisteren naar het genuanceerde en onderbouwde discours van literatuur-en cultuurwetenschappers.* Laten we eerst even kijken hoe bevoegde instanties inzake racisme en discriminatie Zwarte Piet beoordelen. In 2014 stelde het Gelijkekansencentrum (thans UNIA) dat het gebruik van de figuren Sinterklaas en Zwarte Piet geen strafbare vorm van racisme en ook geen wettelijk verboden vorm van raciale discriminatie is. Andere instanties hanteren een bredere definitie van racisme, die meer op onbewuste en alledaagse vormen van uitsluiting steunt. In die zin zijn er wel degelijk negatieve stereotiepe aspecten aan Zwarte Piet. En wat vertelt de geschiedenis ons? Wel, tussen de twee uitersten blijkt zoals zo vaak bijzonder veel nuance, dubbelzinnigheid en gelaagdheid te liggen. Sinterklaas en Zwarte Piet zijn complexe figuren met een ontstaansgeschiedenis die veel verder reikt dan de kolonisatie en waarover verschillende interpretaties en denkpistes bestaan. Ik geef hierbij enkel de grote lijnen. Het is zeker niet mijn bedoeling om hier een definitieve of sluitende analyse over Zwarte Piet te presenteren; dat zou veel meer studiewerk van de primaire bronnen vereisen. Laat deze blogpost een uitnodiging zijn om zelf even stil te staan bij jouw beeld van Zwarte Piet.
Vroege wortels De heilige Nicolaas was al vroeg in heel Europa een belangrijke heilige. Toch wordt zijn naamdag in slechts een handvol Noord-Europese landen met een echte Sinterklaasfiguur gevierd, en dan nog met flink wat regionale verschillen. In Spanje en Italië bijvoorbeeld brengen respectievelijk de drie koningen en de heks Befana op 6 januari geschenken en lekkers. De (huidige) figuur van Sinterklaas is geïnspireerd op legenden die aan drie heilige Nicolazen worden toegeschreven. Het Sinterklaasfeest zelf zou tot de dertiende eeuw teruggaan. Het feest lijkt zoals bij Kerstmis belangrijke elementen uit de Germaanse cultuur, in het bijzonder de cultus van de god Wodan, overgenomen te hebben. Denk aan de rol van de haard als offerplaats (later de schoorsteen), een figuur die zowel bedreigend als beschermend is, een buitengewoon paard, de roede (bij de Germanen een positief symbool, gevuld met levenskracht) en misschien zelfs de roetzwarte begeleider.
Jan Steen, Het Sint Nicolaasfeest, 1655. Prachtig tafereel, niet? Herken je de referenties aan het Sinterklaasfeest?
Een Nederlandse onderwijzer De beeldvorming zoals wij die nu in onze contreien kennen, is sterk beïnvloed door de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman. In 1850 verscheen zijn populaire boek Sinterklaas en zijn knecht. Hij portretteerde Sinterklaas als een statige bisschop met tabberd, mijter, staf en lange witte baard; en hij had had voor het eerst een donkere knecht, die het zware werk verrichtte. Sinterklaas was bij Schenkman streng, want het was hij die twee stoute kinderen in de zak stak. Sinterklaas en zijn naamloze knecht kwamen met een stoomboot uit Spanje en liepen samen op hun paarden over de daken. Het kan nu vreemd klinken, maar Schenkman was destijds echt vernieuwend. Lange tijd was Sinterklaas immers in de eerste plaats een boeman die als afschrikwekkende, zwart gemaakte man met rammelende kettingen snoepgoed uitdeelde en kinderen bang maakte. Deze figuren werden ‘zwarte klazen’ genoemd. (Dit soort boeman is nog in Oostenrijk te vinden met Krampus als een gemaskerde, in vodden geklede figuur met een ketting.) Schenkman maakte de Sinterklaasfiguur bevattelijker en menselijker. Waar haalde Schenkman zijn inspiratie voor de knecht die volgens zijn verzen ‘zwart van kleur’ is? Zag hij zo’n personage op een schilderij of een gravure, in het echt of kende hij het van horen zeggen? En in welke mate werd hij beïnvloed door de context van kolonisatie en slavernij? Wetenschappers kunnen dit niet met absolute zekerheid zeggen. Er wordt geopperd dat zijn knecht in feite een Moorse page is, en zijn schoeisel zou aantonen dat hij een vrij man en zeker geen slaaf was.
Een afbeelding uit de eerste editie van Schenkmans fraaie Sinterklaasboek uit 1850. Sinterklaas herkennen we nog, maar kijk eens hoe de knecht is veranderd.
Zwarte Piet In de loop van de tijd veranderde de rol en het uiterlijk van Zwarte Piet regelmatig, onder meer door bepaalde bewuste en onbewuste maatschappelijke opvattingen en de verbeelding in populaire Sintverhalen en bijhorend illustraties. Zo nam hij de rol van kinderschrik over van de Sint en kreeg hij eind 19de eeuw een eigen naam. Ook deze naam heeft eeuwenoude wortels, want in Vlaanderen was het een van de vele namen voor de duivel. De stereotypering van Zwarte Piet als domme knecht met een pikzwart gezicht, grote rode lippen en krulhaar dook in Nederland veel vroeger op dan in Vlaanderen. Vanaf de jaren dertig blijkt dit uiterlijk overal de courante typering, ook al bleef het schoorsteenverhaal aanwezig. Onderschat de invloed van verhalen en vertellingen op de beeldvorming zeker niet. Kijk maar naar wat gebeurde op het einde van de twintigste eeuw: onder invloed van het druk bekeken en heerlijke tv-programma Dag Sinterklaas werd Zwarte Piet definitief de lieve en pientere vriend, en dus niet langer louter de knecht, van de verstrooide, oude Sinterklaas.
Het moge dus al lang duidelijk zijn dat Sinterklaas en Zwarte Piet geen statische figuren zijn, en dat er niet een ononderbroken traditie is. Het Sinterklaasfeest en de hoofdrolspelers hebben al eeuwen met evoluties, nieuwe accenten en veranderende beeldtaal te maken, soms snel, soms traag. Mijn ouders herinneren zich bijvoorbeeld nog dat in de jaren vijftig ook een witte helper, Nicodemus, Sinterklaas vergezelde. Deze Nicodemus is al lang van het toneel verdwenen. Misschien zal ook Sinterklaas binnen afzienbare tijd opnieuw evolueren. En wat te zeggen van Roet(veeg)piet, want wie zal in tijden van groene en schone energie nog een vervuilende schoorsteen met roet aanvaarden?Hoe dan ook, elk element in deze geschiedenis is belangrijk. Een volledige en eerlijke lezing van het wetenschappelijk onderzoek, ver weg van de selectieve of tendentieuze analyses die al te vaak op het internet circuleren, kan een startpunt zijn om de principiële ja-neevraag over Zwarte Piet te overstijgen.
Sint en Piet in de boeken Godzijdank verloopt het debat hier in Vlaanderen niet zo intens als in Nederland. (In Franstalig België leeft de kwestie zelfs amper.) Daar vroeg illustratrice Charlotte Dematons in 2017 zelf aan haar uitgeverij om haar immens populaire boek Sinterklaas (bijna 150 000 exemplaren) niet meer te herdrukken. De steeds fellere polemiek rond Zwarte Piet werd haar te veel; te vaak werd ze voor racist uitgescholden. Het is nochtans een heerlijk kijk- en zoekboek; teder, hartverwarmend en respectvol gemaakt, maar ja, met wel heel zwarte Pieten. Ook in Vlaanderen is er geen weg terug. Al in 2017 besloten enkele TV-zenders, onderwijskoepels en speelgoedwinkels om Pieten met zwarte huidskleur te bannen. Ook Vlaamse uitgeverijen en boekenwinkels volgen deze weg. Boeken met (enkel) Zwarte Piet worden niet meer of sterk afgeprijsd verkocht. En wat zullen bibliotheken doen?
De taak van Zwarte Piet zit erop. Zijn afscheid zal voor nieuwe verhalen, versjes en liedjes zorgen. Want hoe mooi zijn al die verhalen wel niet? En hoe vertederend is het niet om kinderen vol verwachting te horen zingen? De klassieker van Charlotte Dematons uit 2007 lijkt, officieel dan toch, verleden tijd. Dat is best vreemd, hoor. Maar kijk, een nieuwe klassieker biedt zich al aan. In Sinterklaasliedjes lijkt illustrator Mark Janssen het feest aan de kinderen terug te geven. Zij spelen de hoofdrol, want zij brengen de zak vol pakjes naar Sinterklaas, in decors die naar bekende Sinterklaasliedjes verwijzen. Het is een prachtig en hartverwarmend prentenboek. Wij smelten ook helemaal voor Zie de maan schijnt door de bomen van Mies van Hout, waarin enkele dieren de komst van Sinterklaas beleven. De verrukking en vreugde van het vosje bij de aankomst van de Sint is voor ons pure ontroering. Dit is voor ons een van de mooiste en gevoeligste illustraties ooit, echt waar. Ik kan alleen maar hopen dat deze parel op 6 december in élk, maar dan ook werkelijk élk schoentje ligt.
Okee, wij smelten opnieuw… (c) Mies van Hout
* Zoals: Van Nicolaas van Murat tot Sinterklaas, Rita Ghesquiere en Het geheime boek van Sinterklaas, Floortje Zwightman en Sassafras De Bruyn (ill.), een boeiend geschiedenis boek voor onttoverde kinderen.
Eind juni werd de tweede versie van de literaire canon voorgesteld. Onmiddellijk werd het kransje van 50 (+1) sleutelwerken uit de Nederlandstalige literatuur onderwerp van een stevige discussie. Dat kinder- en jeugdliteratuur nadrukkelijk uit deze lijst wordt geweerd, is opvallend en eveneens voer voor publiek debat, me dunkt. Nu goed, het zette me wel aan het denken. Waarom stelde ik niet zelf een literaire canon met onmisbare kinder- en jeugdboeken samen?* Et voilà, hier is onze persoonlijke canon in 26 haltes, voor elke letter een lofzang op een boek dat voor ons bijzonder waardevol is, een snaar bij ons raakt en mooie herinneringen met zich meedraagt.
De letter A doet ons reizen en zwerven, dichtbij en verder weg. Hoe vaak waren wij niet met Atlas van het Poolse echtpaar Aleksandra Mizielińska en Daniel Mizieliński onderweg? ‘Waar gaan we deze keer heen?’ vroegen de kinderen zich opgewonden af want ze stonden te popelen om te vertrekken. En dus lieten we de atlas op een willekeurige bladzijde openvallen en een onze reis rond de wereld kon beginnen. (Tiens, achteraf beschouwd viel de atlas wel héél regelmatig open op Australië, destijds het Beloofde Land voor ons koalavriendinnetje thuis.) Wat wij allemaal beleefd en gezien hebben! Egypte, Namibië, Ghana, Mongolië, India, China, Canada, Peru, Mexico, Madagascar, Polen, Roemenië, IJsland … noem maar op. Geloof me, met dit bijzondere kijk- en leerboek hebben wij samen de hele wereld gezien.
Bij elke doortocht doen we nieuwe ontdekkingen. Een verrassende atlas vol geïllustreerde weetjes over planten, dieren, cultuur, geschiedenis, gastronomie en kledij. Zelfs de populairste jongens- en meisjesnamen worden vermeld.
Dikwijls namen de kinderen de atlas spontaan uit de boekenkast om in hun eentje de expeditie verder te zetten. Ik zie nog zo voor me hoe ze zich in gewijde stilte over het boek bogen, met hun vingers zachtjes over de woorden en illustraties gleden en heel geconcentreerd alle details in zich opnamen als waren het geheime tekens van een wonderlijke schat. Ik meen zelfs dat ik hun hart sneller hoorde kloppen. En ik vraag me af welke dromen en verlangens tijdens deze zeer rijke uren in hen ontloken.
Wat betekent de letter A voor jullie?
* Ik denk ook aan een persoonlijke canon voor volwassenliteratuur.
Een huid zo wit als sneeuw, lippen zo rood als bloed, haar zo zwart als ebbenhout … Dat moet wel Sneeuwwitje zijn. En, welk beeld van haar heb jij in je hoofd? Vast dat van Walt Disney, is het niet?
Het meisje met de allerliefste oogopslag van alle sprookjesfiguren. (En sinds 1937 poetst ze ook zo graag.)
Ja, de toverspiegel had gelijk: het is waarachtig een heel mooi kind. De verzinnebeelding van pure onschuld.
Maar kan jij je Sneeuwwitje ook anders voorstellen? Zo bijvoorbeeld …
Ook dit kan Sneeuwwitje zijn @ Piet De Loof en Benjamin Lacombe (ill.)
Is het even schrikken? Want Sneeuwwitje is hier sensueel, zinneprikkelend en zwoel. In deze illustratie legt het lieve meisje het strakke keurslijf van de gebroeders Grimm en Walt Disney af. De Grimms en Disney legden haar verhaal als onveranderlijk vast. En zo bepaalden een stiefmoeder, een toverspiegel, een jager, een heigh-ho heigh-ho dwerg of zeven, een giftige appel en oef! gelukkig ook een knappe prins ons literair geheugen. Onderweg verloren we helaas de essentie van het sprookje. Voorheen werden deze volksverhalen immers aan (jong)volwassenen verteld – vaak als initiatieverhaal, en werden ze voortdurend bewerkt. Ze waren gruwelijk, ruw, onbeschaamd en duidelijk seksueel getint. Sprookjes als suikerzoete toverglans voor kinderen? Geen sprake van!
Dus, komaan Sneeuwwit! Laat die bezem staan, gooi je haren los en laat eens zien wat voor vuur in jou brandt. Yalla!
In beeld is een aparte rubriek: omdat beelden verder reiken dan woorden, het onverwoordbare kunnen verwoorden. (omschrijving van illustratrice Sabien Clement)
Het moet een gek gezicht geweest zijn, daar in de imposante Bruegelzaal van het Kunsthistorisches Museum in Wenen: een vierjarig meisje met haar duimpje in de mond dat steeds hardnekkiger aan de arm van haar moeke trekt, dreinend dat ze nú haar ijsje wil – het ijsje dat we zoals de sappige wortel voor de nukkige ezel na het museumbezoek hadden beloofd. Drie schilderijen kon ik haar bede weerstaan tot ik uiteindelijk met veel hartzeer de grootste Bruegelverzameling ter wereld moest achterlaten. (Gelukkig kon ik op een later tijdstip alleen en in alle rust terug.)
Wel ja, het is natuurlijk veel gemakkelijker om zonder kinderen naar musea of expo’s te gaan. We kozen er echter bewust voor om onze dochters al van kleins af aan onder te dompelen in kunst en cultuur. Ook al ging een bezoek wel eens gepaard met verveelde gezichten en een hoop gemopper.
Ik was destijds bijzonder verheugd om eindelijk de kunsttempel in Wenen te kunnen betreden. Niets gaat boven kunstwerken in het echt zien. En zij hebben op hun beurt onze ogen en onze aandacht nodig om werkelijk te bestaan. (En ook onze oren om ons te verleiden en toe te fluisteren: zie ik je gauw terug?) Maar al die parels en verborgen schatten hier en daar en ginds, daar kunnen we helaas niet zo maar heen. Dus reizen we naar onze papieren musea.
Keuze genoeg, ook wat het aanbod kunstboeken voor kinderen betreft. Over Appel, Bruegel, Bosch, Kandinsky, Magritte, Mondriaan en Rembrandt zijn er (prenten)boeken, maar ook over onder meer Jawlensky, Matisse, Toorop en Schiele. Een groot deel ontstaat uit de intense samenwerking tussen Gemeentemuseum Den Haag en Uitgeverij Leopold die sinds 2010 bij grote tentoonstellingen ook kinderkunstboeken uitbrengen met een vrije interpretatie van kunstenaar, leven en werk. 23 zijn er al gepubliceerd. Drie – en- twintig! Op dit vlak blijven Vlaamse uitgeverijen en musea vér achter, helaas. En waar blijven de stapels kinderkunstboeken in de Vlaamse en Brusselse museumshops? Wat een gemiste kans is dit toch. (in Kazerne Dossin in Mechelen bijvoorbeeld is steeds een mooie keuze aan kinder- en jeugdliteratuur over oorlog en migratie beschikbaar.)
Een catalogus én een kinderkunstboek bij een grote tentoonstelling. Dat is de evidentie zelve in Gemeentemuseum Den Haag.
Hoe mooi, boeiend en prikkelend is het resultaat wanneer het boek het jeugdige publiek ernstig neemt, hen iets wil bij leren zonder de lat te laag te leggen. Hierbij moet ik echt Ted van Lieshout vermelden: auteur, illustrator, beeldend kunstenaar en rasverteller die ook verscheidene originele kunstboeken voor kinderen en jongeren op zijn naam heeft. Zo gidst hij ons in Stil leven met een persoonlijke selectie door de Westerse kunstgeschiedenis. Op aanstekelijke wijze doet hij de lezer kijken en nadenken. En hij is heerlijk eigenzinnig, ietwat tegendraads soms: “Omstreeks 1425 werd Masaccio de meesterschilder van Italië gevonden. Dat heb ik gelezen, want anders had ik het niet geloofd. Toen ik zijn Jezus aan het kruis voor het eerst zag, dacht ik dat er een kluns aan het werk was geweest. Hij schilderde een Jezus zonder hals!” Deze opmerking neemt hij uiteindelijk terug, hoor. Maar wie anders zou zoiets durven schrijven? Had elke jongere maar zo’n boeiende leerkracht kunstgeschiedenis!
Dé favoriet van mijn kinderen is evenwel Thé Tjong – Khing die met Kunst met Taart en Bosch: het vreemde verhaal van Jeroen, zijn pet, zijn rugzak en de bal… twee woordeloze prentenboeken over kunst maakte.
Zo herkenbaar en toch steeds uniek.
Hoe doet Thé Tjong – Khing het toch? Want ook deze boeken hebben het stramien van zijn andere beeldverhalen, namelijk een spannende, avontuurlijke achtervolging om iets terug te halen (bij voorkeur een taart) waarbij we steeds meer verhaallijnen ontdekken. Geen woorden in deze boeken maar des te meer verhalen. We herkennen dit alles van vroeger werk en toch weet hij ons steeds heerlijk te verrassen. De magie van de Nederlandse meester kan ik vast wel omstandig analyseren en toelichten. Maar weet je wat, laat je zelf eens door hem betoveren. En ben je 6, 46 of 86 jaar… wat maakt het uit? Thé Tjong – Khing was zelf 83 toen hij Bosch’ verhaal creëerde!
* Naar het boek Papieren Museum: De engel met twee neuzen van Ted van Lieshout
In de hoge eikenbomen waar onze eekhoorn zich zo thuis voelt, blijkt ook nog een ander dier te wonen: de processierups. Een leuke naam voor een dier, maar ‘t is geen gezellig beestje. Dat mocht mijn man na een middag werken in de tuin aan den lijve ondervinden – letterlijk. Terwijl hij de snoodaards vervloekte, stelde ik me het leven van zo’n processierups voor. Hoe die zich dwars door een appel, twee peren, drie pruimen, vier aardbeien, vijf sinaasappels, een stuk chocoladetaart, een ijsje, een zure bom, een plak kaas, een stuk salami, een lolly, een stuk kersenvlaai, een worstje, een cakeje, een stuk meloen en tot slot een groen blaadje heen eet. Om uiteindelijk een wonderschone vlinder te worden. Een levendige fantasie, zeg je? Wel, mijn beelden leende ik integraal van Rupsje Nooitgenoeg, de klassieker van Eric Carle (1929).
Wie kent Rupsje Nooitgenoeg niet? Generaties peuters en kleuters wereldwijd leerden thuis, op school of in de kinderopvang met deze schrokop tellen, de dagen van de week benoemen en fruit en lekkernijen herkennen. Opnieuw en opnieuw en opnieuw. Van een klassieker gesproken. (En het fijne is: in het Nederlands is zijn naam veel mooier dan in de oorspronkelijke titel: The very hungry caterpillar.)
Badboekjes, knisperboekjes, klein formaat, reusachtige boeken of welke vorm dan ook: altijd op zoek naar eten, deze rups.
Onlangs werd Rupsje Nooitgenoeg vijftig jaar oud. Een rups van vijftig jaar….God verhoede dat onze processierups dat voorbeeld volgt!
Er is geen plek ter wereld waar ik nu liever zou vertoeven dan… Wenen, de oude keizerstad. En meer bepaald in het Kunsthistorisches Museum voor de majestueuze tentoonstelling over Pieter Bruegel de Oude. Ik lees en hoor dat dit exclusieve overzicht met tweederde van zijn schilderijen en de helft van zijn tekeningen de eerste vijftig jaar niet meer georganiseerd zal worden. Vijf-tig jaar, mijn God! Dan ben ik… 91. Zucht. Diepe zucht.
Want: wat houden wij van Bruegels fijnzinnige penseeltrekken, zijn compositorisch vernuft, zijn speelse eigenzinnigheid. Onze bewondering voor de Oude Meester wilden we dan ook graag al vroeg aan onze kinderen meegeven. “Bruegel? Die kennen wij al lang hoor!” zeiden ze achteloos. Of ze die dan van school kenden? Nee hoor, was hun antwoord, via een strip van Suske en Wiske. Ach ja, natuurlijk! Die heerlijke strip De Dulle Griet waarin zij door Barabas’ teletijdmachine naar het heden wordt geflitst, overal onheil aanricht en het in het bijzonder op Schanulleke heeft gemunt. Tja, een helleveeg die hun favoriete lappenpopje zo onheus behandelt, vergeten ze van hun leven niet.
Pieter Bruegel is zo veel meer dan de schilder van de “dansende boeren”. Dat bewijzen ook enkele jeugdauteurs en illustratoren die uit zijn rijkelijke oeuvre putten om hun eigen Bruegeliaanse wereld te scheppen. Er is de Dulle Grietvan Geert De Kockere en Carll Cneut; met het mes tussen de tanden, stoutmoediger dan ooit gaat ze zélf de duivel in de hel halen. Of we dromen in de zwierige etsen van Arnoud Wierstra mee met een man die vliegen wil terwijl arbeiders naarstig aan de Toren van Babel bouwen (Babel). En bovenal is daar de goedmoedige jager van Sassafras De Bruyn (of is het zijn dartele hond?) die met ons via Bruegels wereld uiteindelijk naar zijn eigen paneel reist (De jager en zijn hond).
Dul in de strip van Siske en Wiske
Dul in “Dulle Griet” van @ Geert De Kockere en Carll Cneut (ill.)
Dul in “De jager en de sneeuw” van @Sassafras De Bruyn
Drie prentenboeken als streling voor het oog. Ze gidsen kinderen heel spontaan in Bruegels beeldtaal en wereld. En of kinderen op die manier Bruegel leren waarderen! En die bewondering zal blijven. En zo gebeurt het dat tijdens een gesprek over een eventuele orthodontische behandeling één van de kinderen vertwijfeld uitroept – en dit is geen verzinsel: “Maar ik wil helemaal geen breugel!”.
Ook niet in Wenen geraakt? Ach, dan bouwen we toch gewoon ons eigen museum via: www.insidebruegel.net