Dienstmededeling

Mijn schrijfpen blijft al enige tijd onaangeroerd. Er komt geen woord op papier. Alle symptomen van een schrijfblokkade, zo lijkt het wel. Niet helemaal.

De zomerrust bracht nieuwe ideeën. Er wachten drie stevige projecten op mij. Het eerste onderwerp boeit me al langer. Hoe wordt sexting (het delen van seksueel getint materiaal zoals foto’s) in de jeugdliteratuur benaderd? Geeft zo’n jeugdroman de lezers – meisjes maar ook jongens – een gelaagd en realistisch beeld van sexting? Kunnen ze er manieren en veerkracht in vinden om met dergelijke situaties om te gaan? Verder wil ik me verdiepen in de academisch en literaire tendens om klassieke verhalen en mythen te feminiseren en vanuit vrouwelijk perspectief te vertellen. Het seksueel geweld van goden en helden is legio – denk aan hun vele schaamteloze schaken, roven en ontvoeren van beeldschone meisjes. Is dat laakbare mannelijke gedrag in de bewerkingen voor jeugdliteratuur overgenomen? En in welke mate weerklinkt de vrouwelijke stem en visie in deze klassiekers voor de jeugd? Tot slot reflecteer ik momenteel over literatuur als troost en balsem in moeilijke tijden – dat wordt een van mijn persoonlijke bijdragen.

Ik heb zoveel zin in deze projecten maar het leven laat zich niet zomaar plannen. Door onverwachte omstandigheden werd de zomerrust een vertraagde herfstmodus. Wellicht blijft het hier nog even wat stiller.

De woorden en verhalen blijven evenwel stromen via andere kanalen. Op mijn Facebookpagina vind je nieuwtjes en interessante artikels over literatuur en lezen. Boekentips deel ik dan weer via Instagram. En in het recensiecollectief Pluizer wik en weeg ik de recentste boeken uit de jeugdliteratuur onder mijn nom de plume Sigrid Degroote. Onderwijl bereid ik me als begeleidster voor op enthousiaste bijeenkomsten van de Leesjury en goochel ik met letters en tekens in een cursus copywriting en correctiewerk. Dus wat sta ik hier nog te dralen, hup! aan het werk dus maar!

Winterrust


Er is geen einde aan dit uur;

het laatste woord, wie spreekt het dan?

Wat als een windvlaag overkwam

zal later gloeien als een vuur.

Eerst maken wolken grote sier,

dan stort de regen driftig neer.

De langzaam opgehoopte sneeuw

zal weldra smelten tot rivier.

Wat aan zijn eind gekomen is

gaat slechts in onze ogen dicht,

stapt door de deur der duisternis

tot in het licht.

En als het hart van het oude breekt,

ontluikt het nieuwe op eigen kracht.

En, als de bloei van het leven verbleekt,

wordt het fruit van de dood al verwacht.

(Rabindranath Tagore)

Sint – Maartensvuur

In mijn geboortestreek wordt op 11 november Sint-Maarten gevierd. Die dag is de naamdag van Martinus van Tours (4de eeuw), die als soldaat de helft van zijn mantel aan een arme bedelaar schonk en uitgroeide tot een populaire katholieke heilige met een eigen uitbundig volksfeest. (Bruegel zette het Sint-Maartensfeest op doek.) In sommige dorpen in de buurt is het zelfs Sint-Maarten die als grote kindervriend speelgoed en lekkers brengt en niet Sinterklaas.

Ik herinner me nog levendig hoe de opwinding al dagen vooraf begon bij het maken van onze lantaarn, ons pronkstuk. Dat was niet niks hoor; het was precisiewerk: een inkerving te veel of te diep en we konden helemaal opnieuw beginnen. Eerst holden we met een lepel ijverig een voederbiet uit, diep, breed en stabiel genoeg om een kaars in te zetten. Met een scherp mesje sneden we er vervolgens sierlijke figuren en patronen in en tot slot maakten we een stevig touw aan beide zijden vast om de lantaarn te dragen. En natuurlijk vergeleken we wie de mooiste had. (Het doet sterk aan de versierde pompoenen van Halloween denken, niet?)

Dan brak aan de vooravond van Sint-Maarten ein-de-lijk het grote moment aan. Uitgelaten van vreugde trokken we in groepjes (mag ik bij jou? kom jij bij mij?) met onze lantaarn in het donker door ons dorp. We waren net dansende vuurvliegjes, zo mooi was het. We gingen van deur tot deur en zongen onvermoeibaar het Sint-Maartenslied in ruil voor bergen suikergoed, zo lekker en zo zoet. Eenmaal thuis keurden we onze buit, smikkelden, smulden en snoepten tot … Sinterklaas eraan kwam. Ja, Sint-Maarten was zonder twijfel een van de hoogtepunten van het jaar, zo’n heerlijke tijd!

De bietenlantaarn is grotendeels uit het straatbeeld verdwenen maar het Sint-Maartenslied van mijn geboortedorp klinkt nog steeds als volgt:

Sinte -Moart’nsoavund,

De sterre go mee no Gent

En e mi moed’r woafelkes bakt,

Tun zinne kik zwo kontent

Makt vier, stookt vier

Sinte- Moart’n komt alier

Me zinne bloat’n oarme

Warme warme liere

Tes mor’n Sinte Piere

Tes overmor’n Sinte Lap

‘k Ete minne buk vul zoete pap

’k Ete minne buk vul toart’n

Ter jeire va Sinte- Moart’n

Naar de Nieuwe Wereld

Stuk voor stuk zijn het sublieme en aangrijpende beelden, de portretten van Joodse emigranten van de Antwerpse schilder Eugeen Van Mieghem (1875 – 1930) die tijdelijk in de Kazerne Dossin te zien zijn. Van Mieghem hoefde maar uit zijn raam te kijken om de bedrijvigheid in de internationale haven van Antwerpen te zien, in die tijd de belangrijkste passagiershaven van Europa. De straat van zijn ouderlijk huis vormde de grens tussen stad en haven. Van zeer nabij observeerde en portretteerde hij schippers, matrozen, kruiers, arbeid(st)ers en de vele emigranten – vaak Oost – Europese Joden – die met de Red Star Line vanuit Antwerpen naar Amerika vertrokken, op zoek naar een beter en veiliger bestaan. Amerika! Land van hoop en onbegrensde mogelijkheden.

DIG06276

Tussen 1873 en 1934 vervoerde de Red Star Line vanuit Antwerpen 2,7 miljoen mensen naar Amerika.  @ Stad Antwerpen, Red Star Line, affiche, Aff 44.204

Hier, in deze tentoonstellingszaal hoog boven in de Kazerne Dossin herinner ik me ineens dat ik in mijn kinderlijke fantastie ook wel eens aan vertrekken naar Amerika dacht. (Is het niet opmerkelijk dat een verre herinnering soms zo onverwacht ontsluierd wordt?) De beelden worden steeds helderder: hoe ik op een dag naar de dorpsbibliotheek fietste om mijn boek Lien gaat naar Amerika terug te brengen, dat ik achteloos op mijn bagagedrager had vastgebonden. In dit boek van Johan Ballegeer wordt de dertienjarige Lien kort voor de Eerste Wereldoorlog als meid door de zoon van de kasteelheer lastig gevallen. Haar familie besluit om de overtocht naar Amerika te wagen.

Lien gaat naar Amerika vond ik een prachtig, meeslepend verhaal. Al fietsend mijmerde ik over hoe knap ik het vond dat de jonge Lien zich tegen de avances had verzet, hoe het zou zijn om helemaal opnieuw te beginnen in een ver land als Amerika, en of ik dat zou kunnen en durven. In deze dromerige toestand kwam ik bij de bibliotheek aan, waar ik tot mijn ontzetting vaststelde dat wàt?!hoekandatnutoch? mijn boek op de bagagedrager…verdwenen was. In mijn jonge hoofd ontvouwden zich onmiddellijk de ergste scenario’s van schuld en boete. Ik twijfelde over wat erger was: de stevige bolwassing van de immer norse bibliotheekdame (en vast ook van mijn moeder) of mijn diepe schaamte over mijn nonchalantie en slordigheid. Naar Amerika vluchten leek me ineens wel ja best een aantrekkelijke optie.

Ik fietste de hele weg terug, koortsig zoekend naar het boek – voorbij de dorpskerk naar het grote kruispunt, dan rechtsaf, het hele eind tot over de steile brug om dan links aan het kapelletje mijn lange straat in te fietsen. Tevergeefs. Bedremmeld stond ik voor het bureau van de bibliotheekdame. Haar gezicht stond strak. Ik stamelde woorden die moesten betekenen dat ik euh ja zo een beetje een boek misschien kwijt was. Dat dit boek net door iemand anders was binnengebracht, onderbrak ze me fel zonder van haar fichebak op te kijken. En dat ze maar niet kon begrijpen hoe een boek midden op straat kon belanden. Ik zweeg; hield mijn adem in, hopende dat ik op die manier langzaam zou verdwijnen. Maar oef! Het werd dan toch geen ballingschap in Amerika. En wat later fietste ik gezwind naar huis.

Coda

“Maar zonder kan ik niet slapen!” pruilt ze. Die avond moet het vooruit gaan. Hupsakee. In bed. Nee. Geen verhaaltje. Te laat. Te moe. Te dit. Te dat.

De pruillip als ultieme argument. Ik ga overstag want ik besef: dit getouwtrek brengt ons nergens. En ook: is er niet altijd minstens een handjevol tijd om even te gaan zitten voor een verhaal, een vers, een vertelling?

Sindsdien reizen we steeds met een verhaal – een hoofdstuk, een fragment, een flard lang  – naar de monding van de dag. Een kattebelletje met woorden en beelden voor de dromen onderweg.

voorleesweek

(In het kader van de jaarlijkse Voorleesweek (17 – 25 november 2018) van Iedereen Leest.)

 

Wat was er eerst? Ons ei natuurlijk!

WIJ HEBBEN EEN EI GELEGD!!!

Profielfoto met andere woorden boekenblog

Hoog tijd voor ons éigen ei, dachten we zo.

Wij, dat zijn mijn twee kinderen van 11 en 9en ik. Wij houden van woorden en van verhalen. Van gedichten en van boeken. En we willen dat graag met jullie delen.

Nog een boekenblog? Nog maar eens recensies van kinderboeken? Neen, toch niet. Of toch niet helemaal. We schrijven enkel over boeken die kinderen (de mijne of andere) hebben gelezen. Of die aan kinderen werden voorgelezen. Getest door het doelpubliek dus. 
Ik als volwassene zwijg. Ik registreer en noteer. Zo hoort het ook wel een beetje voor kinderboeken, niet?

Wandel gerust even door ons hofje. Jullie zijn zeer welkom!