Erfgoed

‘Maar dat is Elmer!’ Nauwelijks had ik mijn voorleesboek uit de voorleeskoffer gehaald of enkele schrandere kleuters hadden hem al opgemerkt: Elmer. Tja, Elmer de olifant kan zich natuurlijk moeilijk verstoppen. Elmer is geel en oranje en rood en roze en paars en blauw en groen en zwart en wit. Helemaal anders dan alle andere olifanten.

Ik leerde deze kleurtjesolifant ruim een decennium geleden kennen via een knutselwerkje van een van de dochters. In haar kleuterklas had ze Elmer de olifant heel precies nagemaakt en mocht ze naar eigen smaak alle vakjes in alle kleuren van de regenboog inkleuren. Binnen de lijntjes, dat spreekt voor zich. Voor een vijfjarige moet dat een monnikenwerk zijn. Natuurlijk hebben we haar fraaie Elmer bewaard.

Elmer maakt al meer dan dertig jaar kinderen blij. Het is een van die unieke personages dat hen ook jaren later bijblijft en van generatie op generatie zal doorgegeven worden. Daar ben ik zeker. ´Oooo, Elmer, dat is zoooo lang geleden!’ riep de dochter enthousiast uit bij het terugzien van dit voorleesboek. En onmiddellijk begon ze opgetogen door het boek te bladeren. Sterker bewijs is er niet, toch?

Orkestbak

Het wiebelt, het vlindert,

het kriebelt, en het zindert

het schuifelt, het scharrelt, het suist.

Het klappert, het wriemelt,

het flappert, het friemelt,

het bromt en het snort en het ruist.

Het tsjirpt en het ritselt, het zoemt en het zingt.

Het kruipt en het prikt en het danst en het swingt.

Een klankrijk zintuiglijk versje uit Toen rups een vlinder werd, een heerlijk voorleesboek van Bette Westera en haar dochter Naomi Tieman met verhalen en versjes over de beestjes in de tuin, zoals de eendagsvlieg, de vlinder en de hommel maar ook de kakkerlak, de bladluis en het pissebed. De betoverende illustraties van Djenné Fila evoceren een wonderlijke wereld in, op en onder de grond. Wat daar allemaal leeft, beweegt, krioelt! Kunnen we ons dat eigenlijk voorstellen en verbeelden?

Laten we vanaf dit nieuwe lenteseizoen “kleiner kijken, dichter luisteren, opener ruiken, dieper voelen, aandachtiger proeven. En dat alles kruiden met onze verbeelding.” (Citaat geleend uit Hier begint de natuur van Caro Van Thuyne. Doe je mee?

In beeld #6


Een nieuw zomerkaramelleke en deze keer in woord en beeld.

Lotje

Als we met vakantie zijn,

kwispelt Lotje in het rond

en blaft met iedere hond.

Ze begrijpen haar allemaal,

want zij spreekt honds

in elke taal.

Spaans, Amerikaans,

Belgisch, Fries, Frans,

en natuurlijk Nederlands.

Alleen strandballen en campingkatten

kunnen Lotje niet verstaan.

Om toch uit te leggen

dat ze gewoon ‘hoi’ wil zeggen,

rent ze uren achter hen aan.

Jaap Robben

Deze heerlijke kinderverzen vond ik in Een wonderprachtig dier, een recente poëziebundel met 366 Nederlandstalige dierengedichten en rijkelijk geïllustreerd door de Duitse Britta Teckentrup. Een gedicht voor elke dag dus, met een breed scala aan dieren. Wel 157 (!) verschillende soorten, gaande van aaibare dieren als de hond, beer en olifant tot minder aaibare exemplaren als de bunzing, coyote en woelrat – ja, ook over hen wordt poëzie geschreven, prachtig toch?


Bladeren in deze bloemlezing is als wanderen in de wonderprachtige dierenwereld. De tijd zal even stilstaan – beloofd -, zo mooi is het er. Met haar collagestijl en gevarieerde kleurenpalet weet Britta Teckentrup steeds de juiste sfeer te evoceren, of het nu de donkere nacht, het majestueuze woud of de broeierige savanne is. Ze roept ook zintuigelijke sensaties op, alsof we de gure wind tot in onze botten voelen of de kolibrie als een helikoptertje in de lucht horen zoemen. Haar beelden schenken ons de pure poëzie in de natuur, zoals de duik van de ijsvogel of de trek van de kudde olifanten. Het zijn verstilde momenten vol betekenis, die magische momenten waarnaar ook natuurfotografen en schilders van het impressionisme streven. Misschien waren ze een bron van inspiratie voor haar, wie weet. Kom, laat je net als ik even bedwelmen door enkele van haar miniatuurbeelden.

Spekke

Mijn favoriete bonbon uit de doos van Toon Tellegen:

Aan de andere kant van de woestijn woonde de lemuur. Hij woonde daar afgelegen en alleen. Er was nog nooit iemand bij hem langsgekomen. Maar dat zegt niets, zei hij elke avond tegen zichzelf, dat zegt helemaal niets. Hij zat altijd op de uitkijk of er misschien in de verte iemand aan zou komen. En hij durfde nooit te slapen, want misschien zou er dan net iemand langskomen, die onverrichter zake verder zou gaan.

Soms was hij zo moe dat hij toch even in slaap viel. Dan schrok hij wakker, sprong overeind, keek in het rond en riep: ‘Was er toevallig iemand? Hallo! Ik ben wakker!’ Maar er was nooit iemand en opgelucht ging hij weer zitten. Op een dag was hij weer in slaap gevallen. Het was midden in de zomer en de zon stond groot en gloeiend hoog aan de hemel. Toen de lemuur na korte tijd wakker schrok lag er een briefje naast hem:

Beste lemuur, ik kwam even langs. Maar je sliep. Hartelijke groeten, de eekhoorn. 

De lemuur sprong omhoog, keek naar alle kanten en riep: ‘Eekhoorn! Eekhoorn!’ Maar er was geen spoor van de eekhoorn meer te bekennen. Toen trok de lemuur een voor een de haren uit zijn hoofd, stampte met zijn voeten op de grond en krijste net zo lang tot hij schor was. ‘Nu slaap ik nooit meer,’ riep hij. ‘Nooit meer.’ Hij gooide zijn stoel weg en zat alleen nog maar op puntige stenen. Hij at bedorven brandnetels waar hij zo’n buikpijn van kreeg dat hij er niet eens van had kunnen slapen. En hij zei dag en nacht tegen zichzelf: ‘Ik ben klaarwakker, lemuur, klaar-klaarwakker.’

Toch werd hij zo moe dat hij op een dag weer in slaap viel. Zijn buik brandde, de puntige stekels staken in zijn rug en hij mompelde nog: ‘Ik ben klaar-klaar-klaarwakker.’ Maar hij sliep en snurkte luid. Het was maar heel even geweest, maar hij vloog overeind en gaf zichzelf een enorme draai om zijn oren. ‘Luilak!’ riep hij. Toen zag hij dat er weer een briefje naast hem lag.

Beste lemuur, je sliep weer. Slaap je soms altijd? Ik weet niet of ik nog eens langskom. De eekhoorn.

De lemuur werd spierwit en even kon hij geen geluid uitbrengen. Alsof een dikke hand zijn keel dichtkneep en hem optilde en in stilte liet spartelen. Toen sprong hij zo hoog als hij nog nooit had gesprongen. Heel in de verte zag hij nog net het puntje van de staart van de eekhoorn, die juist achter een rots verdween. ‘Eekhoorn!’ gilde hij. ‘Eekhoorn!’ De eekhoorn hoorde hem nog net. Hij keek om en zag de lemuur. ‘Ik ben wakker’ riep de lemuur. ‘Wakker!’

Even later zaten ze tegenover elkaar. De eekhoorn zat op de oude stoel van de lemuur en de lemuur haalde een potje met iets zoets tevoorschijn, dat hij altijd al had. ‘Je ben mijn eerste voorbijganger, eekhoorn.’ zei hij. ‘Ik dacht echt dat je sliep,’ zei de eekhoorn. Ze aten het potje leeg en spraken over van alles. ‘Dit is mijn eerste gesprek,’ zei de lemuur zachtjes. ‘ Weet je wat ik nu ben?’ ‘Nee,’ zei de eekhoorn. ‘Blij,’ zei de eekhoorn. ‘Heel blij.’ ‘Kom,’ zei de eekhoorn, toen de zon achter de woestijn zakte en de hele hemel rood werd. ‘Ik ga weer eens. Dag lemuur.’ ‘Dag eekhoorn,’ zei de lemuur.

Op zijn tenen staand zag de lemuur de eekhoorn in de verte achter een rots verdwijnen. Toen ging hij liggen en viel in slaap.

 

(uit: Ze sliepen nog)

`

Déjâ-lû*

Het is een typevoorbeeld van Vlaanderens troosteloze bruggeninfrastructuur. Toch fascineert die barre plek onder de spoorwegbrug van onze stad ons al jaren, want op een van de muren staat in grote, onuitwisbare hoofdletters: EEKHOORN ZOEKT MIER. Eekhoorn zoekt mier? Wacht even … Dan denken wij natuurlijk spontaan aan Toon Tellegen, de meester van de filosofische dierenverhalen.

IMG_20200328_150400

Geen idee wie dit heeft gedaan, maar geestig is het wel.

Al meer dan 35 jaar spant de Nederlander in dit literaire genre de kroon. Wat is zijn geheim? Bestaat er misschien een uniek Toon Tellegen-gen? Wel, het blijkt niet vanzelfsprekend om zijn signatuur heel precies in woorden te vatten. Het is vooreerst een persoonlijke ervaring. (Geldt dat de facto niet voor elk verhaal?)

In essentie gebruikt Tellegen in zijn sfeervolle verhalenbundels steeds dezelfde vertelprincipes. Naast de eekhoorn en de mier treden onder meer de olifant, de beer, de egel, de vuurvlieg en de boktor naar voor. Hun leven is weinig opzienbarend: ze gaan bij elkaar op bezoek, eten taart, vieren een verjaardag, dansen graag of schrijven een brief.  Niks bijzonders aan. Elk dier heeft zo zijn neigingen, onhebbelijkheden of voorkeuren. En in hun leunstoel of onder de rozenstruik stellen ze zich voortdurend vragen, veel vragen. Over wat ze (niet) willen, (niet) kunnen of (niet) weten. Of over vriendschap, boosheid, verveling, eenzaamheid of tijd. Alle mogelijke gedachten, verlangens en stemmingen die ook ons mensen raken, komen aan bod. De sterkte van Tellegen is dat hij binnen deze basisthema’s telkens (soms subtiele) originele variaties aan brengt. Het is herkenbaar en toch nieuw en verrassend. Niet al zijn verhalen zijn even sterk, maar nooit wordt het een doorslag van vroeger werk. Intussen heeft hij al meer dan veertig verhalenbundels over de eekhoorn en zijn kompanen op zijn naam. En het ziet er niet naar uit dat de 78-jarige auteur zijn pen snel zal neerleggen.

Bovendien slaagt Tellegen er als geen ander in de muur tussen jeugdliteratuur en volwassenliteratuur neer te halen. In bibliotheken prijken zijn boeken ook in de afdeling voor volwassenen, tussen ronkende namen en Nobelprijswinnaars. Ik zou zelfs durven stellen dat volwassenen zijn werk meer waarderen dan kinderen. In zijn verhalen gebeurt immers weinig tot niets. De finesse zit net in de verschillende betekenislagen, in de fijne glimlach, in zijn spelen met taal. Kinderen kunnen zijn verhalen als eentonig of zelfs saai ervaren. Ja, ik weet waarover ik spreek. Ik herinner me nog levendig dat ik thuis eens uit zijn werk voorlas, ik weet echt niet meer wat. In elk geval kon eekhoorn maar geen beslissing nemen, hij bleef wikken en wegen, weifelen en twijfelen. Wou hij dit of toch dat, of nee toch dit … ? Dat ging zo maar door tot de jongste zich ineens diep zuchtend op haar bed achterover liet vallen en met veel pathos uitriep: ‘EEKHOORN, DOE dan toch IETS!’ Ze was zijn passieve houding zo hartsgrondig beu dat het voor haar echt niet meer hoefde.

Tegenwoordig lees ik Tellegen zoals ik een grote doos heerlijke bonbons met verschillende smaken benader. (En zo lees ik hem ook voor.) Af en toe kies ik er zorgvuldig eentje uit, en neem het verhaal heel langzaam in mij op om me nog lang daarna over de smaak te verheugen. Heb jij ook zin in Tellegen gekregen? Wel, in een volgende blogpost deel ik graag mijn favoriete Tellegen-spekke met jullie. Lees smakelijk!

* Naar een column van Peter Jacobs in De Standaard Letteren, 21/02/2020

Doodgewoon

Ik kijk er even van op. Ze vlijt zich tegen me aan, als een poes die kopjes wil geven. Zoals Poes uit Groetjes uit Poesbekistan, het boek op mijn schoot.

Al lange tijd weet ik: het voorleesverhaal moet de aandacht delen met andere, op dat moment even belangrijke zaken: koalaknuffels, playmobilfiguurtjes, strips, huiswerk. Ik lijk soms aan de muren voor te lezen. En toch, ze hebben elk woord gehoord.

Maar nu, bij dit ontroerende boek over het verlies van Poes, onderbreekt ze haar spel en komt naar me toe. Ze voelt een nood aan geborgenheid. (En dan komt de vraag: “Moeke, mogen wij ook een poes? Alsjeblièf?” )

Doodgewoon

Over de dood, afscheid en rouw zijn veel boeken te vinden. Voor ons spant één boek de kroon.

Boeken over “zware” onderwerpen zoals de dood, zijn bij ons thuis altijd vanzelfsprekend geweest. Niet zozeer als voorbereiding of ondersteuning van een proces (dan net niét, vinden we); wel als natuurlijk facet van het leven. Over de dood, afscheid en rouw zijn aardig wat boeken te vinden. We lazen ontroerende maar fijne verhalen (Lieve Oma Pluis, En dat is heel wat voor een kat, Hanna en ik). Maar ook verhalen die hen minder bekoorden (Springdag, Erik en Opa, Nooit is voor altijd). Net té filosofisch, net iets té verwarrend voor de kinderen: (met lichtjes angstige stem) “Komt die opa dan terug uit zijn graf? Dat kan toch niet? Of wel? Zal onze opa dat dan ook doen? Hoe dan?”. Ik juich uitdagende boeken toe, zeker wel. Maar wat heeft een kind er aan, denk ik, wanneer een boek grotendeels uitgelegd moet worden? Ja, dat kan de geest aanscherpen, maar ráákt het hen dan nog wel?

Ontroeren en bekoren. Dat doet Groetjes uit Poesbekistan zeker: Kim Crabeels met woorden, Seppe Van den Berghe met beelden (de achtergebleven afdruk van de snoet van Poes op het raam is bijzonder ontroerend). Het boek biedt de troost van een mok heerlijk warme chocolademelk, de geborgenheid van een spinnende poes aan je voeten, de warmte van een zacht dekentje op een kille herfstavond, de hoop van de eerste lentezon.

Groetjes uit Poesbekistan

Groetjes uit Poesbekistan is doodgewoon on-mis-baar in huis. Zoals een poes, wordt me gezegd.

 

Beestenboel

Ken jij één kind dat niet van dieren houdt?
Vast niet.

Dieren zijn dan ook vanzelfsprekend in verhalen, gedichten en prentenboeken.
Nijntje, Klein Wit Visje, Kleine Ezel, Dikkie Dik, Pingu, Kikker, Rikki, Elmer, Kleine Muis, Kikker en Pad, Wolf en Hond, Vos en Haas… Peuters, kleuters en eerste lezers zijn er dól op.
Voor oudere kinderen vinden wij de boeken van Bibi Dumon Tak een echte aanrader.

Bibi Dumon Tak

@ Bibi Dumon Tak en Fleur van der Weel (ill.), Bibi’s bijzondere beestenboek, Querido. Bibi Dumon Tak en Martijn van der Linden (ill.), Winterdieren, Querido. Bibi Dumon Take en Fleur van der Weel (ill.), Bibi’s doodgewone dierenboek, Querido

In enge zin schrijft de Nederlandse informatieve boeken over dieren. Maar haar werk biedt zoveel meer: het is geestig, helder en sfeervol geschreven met een grote liefde en fascinatie voor het onderwerp. Bibi Dumon Tak is werkelijk een meester in dit genre. Luister even mee: “Adem in, adem uit. Adem in, adem uit. De luiaard slaapt. Ssssst. Hij hangt ondersteboven aan zijn klauwen aan een tak. Als een harig hangmatje. Als het oerwoud om hem heen wakkert wordt, doezelt de luiaard verder. En als het oerwoud weer slapen gaat, soezelt de luiaard nog steeds.” (uit: “Bibi’s bijzondere beestenboek“). Wat een rake beschrijving! Waan jij je al in de jungle?

Mijn kinderen houden in het bijzonder van “Bibi’s bijzondere beestenboek“, “Winterdieren” en “Bibi’s doodgewone dierenboek“. Deze drie boeken bundelen korte dierenportretten met leuke en interessante weetjes over een bonte stoet van dieren, gaande van egels, rendieren, narwals en prieelvogels tot luiaards, luizen en zelfs teken. Elk dier – aaibaar of niet – is voor Bibi Dumon Tak uniek en bijzonder.

Deze kortverhalen zijn ook ideaal om voor te lezen: ze nemen kinderen mee naar een prachtige, vaak onbekende wereld. Kinderen verbazen en verwonderen zich over al die grote en kleine dieren te land, ter zee en in de lucht. Eén dierenportret is als een heerlijk aperitiefhapje dat hen trek geeft in meer. En méér willen ze zeker, geloof me.

Haar hele oeuvre werd in Nederland recent bekroond met de driejaarlijkse Theo Thijssenprijs voor kinder – en jeugdliteratuur, 60 000 euro waard. Volkomen terecht! Ze schrijft dan ook… beestig goed. (Deze kon ik niet laten liggen.)

(In het kader van Werelddierendag, 4 oktober)

Een poëtisch raadsel

Een raadsel in verzen…

Mét gebruiksaanwijzing:
– lees eerst de twee vragen
– geef je antwoord
– lees verder
– glimlach

Wie haalt het hoogste blaadje
uit de bomen in het bos?
Is dat de olifant, de aap of de giraf
of misschien de slimme vos?

Wie plukt het hoogste.JPG

Ik, trompettert de dikke olifant,
met mijn lange slurf
kan ik makkelijk komen
bij de blaadjes in de bomen.
En hij plukte ze van de laagste tak,
hoger komen kan hij niet.

Ik, zeg de giraf, ik kan hoog,
hoger kan er niemand komen
Ik haal de hoogste blaadjes
uit de hoogste bomen.
En hij rekt en rekt, maar bij
de hoogste blaadjes komt hij niet.

Ik, lacht de vlugge aap,
klim veel hoger in de bomen
dan de olifant of de giraf,
ik kan veel hoger komen.
Maar de hoogste tak breekt af,
de hoogste blaadjes pakt hij niet.

Ik, denkt de kleine vos,
wacht tot het herfst is in’t bos,
dan laten alle hoge bomen
alle blaadjes los.”

(Leendert Witvliet
in: Edward van de Vendel en Carll Cneut (ill.), Fluit zoals je bent. De Eenhoorn
Fluit zoals je bent” brengt een selectie van Nederlandstalige dierengedichten waarin een bonte stoet van dieren de revue passeert.)

En, goed geraden?
Dit geestige gedicht van Leendert Witvliet blijkt tijdens voorleesmomenten telkens een voltreffer bij kinderen én volwassenen. Al die keren werd slechts één maal – echt waar- het juiste antwoord geraden – door de pientere zesjarige jongen S.
Fijne herfst gewenst!

Als de kat in huis is

Zweden en kinderboeken…Dan denken we spontaan aan Astrid Lindgren.
Pippi Langkous, Lotta en haar broer en zus, Madieken en Liesbet, de kinderen van Bolderburen,…Het zijn al decennia lang kameraadjes.

Wel, niet alleen zij, ook een oude man en zijn poes hebben de Zweedse kinderharten veroverd: Pettson en Findus, de populaire boekenreeks van Sven Nordqvist.
Ook mijn kinderen zijn Opa Pettson en in het bijzonder zijn poes Findus zeer genegen. (“Als we een poes krijgen, noem ik hem Findus!”) Samen rond het prentenboek waanden we ons echt bij hen thuis, in hun weinig ordelijke maar gezellige houten, rode huisje. ‘s Ochtends wandelden we samen naar het kippenhok. We smulden mee van de pannenkoekentaart om drie maal per jaar de verjaardag van Findus te vieren. En we grinniken om de mukkels, fantasiewezentjes die in de illustraties hun eigen verhalen beleven.

PEttson en Findus2e

@ Sven Nordqvist, Vossenjacht/Pettson gaat kamperen/Pannenkoekentaart/Toen Findus klein was. Uitgeverij Davidsfonds

Pettson en Findus zijn in Zweden een echt begrip. (Ik zag één van hun boeken eens opduiken in een Zweedse T.V.-reeks.) Het onafscheidelijke duo maakt zelfs deel uit van de immobiliënwereld. Een Zweedse kennis van mijn man vertelde dat het typische Zweedse houten, rode (zomer)huisje op het platteland – de droom van veel Zweden als tweede verblijf- aangeprezen wordt als “een huisje van Pettson en Findus”.

Zweeds huisje

Een huisje van Pettson en Findus. @ Travel Bird

Een huisje van Pettson en Findus…klinkt aanlokkelijk want gezelligheid verzekerd!
Of toch eerst even binnengaan in dat peperkoekenhuisje met die aardige oude vrouw? We blijven niet lang hoor.

(Opgedragen aan poes Spatje, de jonge kater van onze twee neefjes. Met zijn olijke capriolen doet hij me aan Findus denken. Geef die poes een groen petje en een groen gestreept broekje, dacht ik, en daar heb je nog een Findus.)