Vijf sterren

In onze persoonlijke literaire canon zijn we bij de letter F aangekomen. De ambassadeur voor deze letter is Films die nergens draaien, een jeugdboek van Yorick Goldewijn dat ik op het recensieplatform Pluizer met vijf sterren bekroonde.

Eerst even het verhaal. De twaalfjarige Cato is vaak opstandig en boos. Sinds de dood van haar moeder bij haar geboorte is haar vader afwezig en apathisch. Ze ergert zich ook blauw aan hun behulpzame maar bemoeizuchtige buurvrouw. Cato maakt kennis met mevrouw Kano en haar bijzondere cinema Lux. In deze cinema wordt één unieke film voor slechts één bezoeker gespeeld en bovendien zijn het “films die nergens (anders) draaien”. Hier wordt Cato met haar diepste gevoelens geconfronteerd. 

Dat klinkt allemaal wat zonderling, niet? Dat is ook zo. Tot de allerlaatste zin baadt het verhaal in een raadselachtige magisch-realistische sfeer. De illustraties in zwart-wit, zoals de dwarrelende foto’s, versterken dit beeld nog. Pas op het einde vallen alle losse puzzelstukjes over deze vreemde cinema en over de melancholische Cato in elkaar. De lezer blijft enigszins verbluft achter, want wat betekent het concept “tijd” nu eigenlijk precies? Ja, dit is een verhaal over tijdreizen, maar dan in de vorm van een bijzonder ingenieuze en verrassende compositie. In de handen van een mindere schrijver was dit wellicht een wanordelijk boek geworden. Niet zo bij Yorick Goldewijn. Hij doseert het mysterie en de spankracht in de verhaallijn tot in de perfectie. Onder de boosheid van Cato sluimert een groot gemis en verlangen. Ook deze fijnzinnige gevoelens weet hij met prachtige beeldende zinnen precies goed te capteren.

Ik hoop vurig dat dit bijzondere verhaal een klassieker in wording is, maar het zou wel eens het type jeugdboek kunnen zijn dat meer bij volwassenen in de smaak valt dan bij kinderen.

Ach, bestond cinema Lux maar echt…

Erfgoed

‘Maar dat is Elmer!’ Nauwelijks had ik mijn voorleesboek uit de voorleeskoffer gehaald of enkele schrandere kleuters hadden hem al opgemerkt: Elmer. Tja, Elmer de olifant kan zich natuurlijk moeilijk verstoppen. Elmer is geel en oranje en rood en roze en paars en blauw en groen en zwart en wit. Helemaal anders dan alle andere olifanten.

Ik leerde deze kleurtjesolifant ruim een decennium geleden kennen via een knutselwerkje van een van de dochters. In haar kleuterklas had ze Elmer de olifant heel precies nagemaakt en mocht ze naar eigen smaak alle vakjes in alle kleuren van de regenboog inkleuren. Binnen de lijntjes, dat spreekt voor zich. Voor een vijfjarige moet dat een monnikenwerk zijn. Natuurlijk hebben we haar fraaie Elmer bewaard.

Elmer maakt al meer dan dertig jaar kinderen blij. Het is een van die unieke personages dat hen ook jaren later bijblijft en van generatie op generatie zal doorgegeven worden. Daar ben ik zeker. ´Oooo, Elmer, dat is zoooo lang geleden!’ riep de dochter enthousiast uit bij het terugzien van dit voorleesboek. En onmiddellijk begon ze opgetogen door het boek te bladeren. Sterker bewijs is er niet, toch?

Uit de duizend

Hoog tijd om onze persoonlijke literaire canon onder het stof vandaan te halen. Even het geheugen opfrissen: in deze canon brengen we voor elke letter van het alfabet een lofzang op een boek dat voor ons bijzonder waardevol is, een snaar raakt en mooie herinneringen in zich draagt.

De letter van vandaag was een stevige uitdaging want hoeveel titels beginnen er wel niet met de letter D? Onze keuze viel uiteindelijk op De jongen en de walvis van Linde Faas, een ontroerend verhaal over de ontluikende vriendschap tussen een jongen en een walvis.

De perfecte harmonie tussen woord en beeld is s-u-b-l-i-e-m. In slechts honderdvijftien woorden creëert Faas een subtiele gevoelswereld als een ingetogen gedicht. Ook haar illustraties in zacht aquarel zijn uitgepuurd. Werkelijk niets leidt ons af van de essentie. Elke illustratie ontvouwt zich als een verstild tableau van de natuurpracht om ons heen, zoals het grijze wolkendek, de wisselende zeegezichten en het vurige avondrood. Het zijn miniatuurbeelden van een fijngevoelige innerlijke wereld. Dit is puur meesterschap.

Orkestbak

Het wiebelt, het vlindert,

het kriebelt, en het zindert

het schuifelt, het scharrelt, het suist.

Het klappert, het wriemelt,

het flappert, het friemelt,

het bromt en het snort en het ruist.

Het tsjirpt en het ritselt, het zoemt en het zingt.

Het kruipt en het prikt en het danst en het swingt.

Een klankrijk zintuiglijk versje uit Toen rups een vlinder werd, een heerlijk voorleesboek van Bette Westera en haar dochter Naomi Tieman met verhalen en versjes over de beestjes in de tuin, zoals de eendagsvlieg, de vlinder en de hommel maar ook de kakkerlak, de bladluis en het pissebed. De betoverende illustraties van Djenné Fila evoceren een wonderlijke wereld in, op en onder de grond. Wat daar allemaal leeft, beweegt, krioelt! Kunnen we ons dat eigenlijk voorstellen en verbeelden?

Laten we vanaf dit nieuwe lenteseizoen “kleiner kijken, dichter luisteren, opener ruiken, dieper voelen, aandachtiger proeven. En dat alles kruiden met onze verbeelding.” (Citaat geleend uit Hier begint de natuur van Caro Van Thuyne. Doe je mee?

Tekstkritiek

Over Pim Begin februari ontstond in Nederland grote beroering rond auteur Pim Lammers (1993). Na ernstige online bedreigingen en haatberichten trok hij zich terug als gastauteur voor de Nederlandse Kinderboekenweek.

In zijn poëzie en prentenboeken voor kinderen staat diversiteit inzake gender, seksualiteit en gezinsvormen op een speelse en vanzelfsprekende manier centraal. In zijn verhalen voelt een lammetje zich een varkentje, huwt de prinses een meisje (beiden van kleur,), is een jongetje verliefd op zijn meester en heeft de boer een oogje op de dierenarts – en dat is allemaal doodnormaal. Hij is een populaire en veelgeprezen auteur. Ook ik vind hem goed en ik weet uit ervaring dat zijn boeken ook bij kinderen in de smaak vallen.

Lammers is in eerste instantie een jeugdauteur, al heeft hij ook enkele kortverhalen voor volwassenen op zijn naam. Over een van deze kortverhalen ontstond de ophef. In 2016 publiceerde Lammers als prille twintiger De trainer op een online schrijversplatform. Nogmaals, het is een fictief verhaal voor volwassenen. In een handvol pagina’s beschrijft hij onverbloemd hoe een jongen van 12 à 13 jaar geniet van de seksuele aanrakingen van zijn volwassen trainer. Uit juridisch en maatschappelijk oogpunt is dit een pedofiele relatie – ongepast en strafbaar. Daar is iedereen, zowel sympathisanten als critici (zeg maar tegenstanders en haters) van Lammers, het over eens.

Ongemak Ik heb De trainer ook gelezen (het staat nog steeds online). En in alle eerlijkheid, initieel voelde ik een zeker onbehagen – en ik bleek als sympathisant lang niet de enige. Deze “positieve” ervaring had ik helemaal niet verwacht; ik had zelfs nooit echt bij deze mogelijkheid stilgestaan. Dat deze tienerjongen verlangt naar deze pedoseksuele handelingen staat immers haaks op het algemene, harde beeld van getraumatiseerde slachtoffers.

Misschien raakt Lammers’ kortverhaal ook iets in mij dat ik als ouder niet echt wil weten en me daarom een onbehaaglijk gevoel geeft. Dat een prille tiener niet meer per definitie een seksueel “onschuldig” kind is, bijvoorbeeld. Dat deze jongen in kwestie die mijn zoon zou kunnen zijn, in de biologische overgangsfase van kind naar jongvolwassene zijn lichaam verkent en bepaalde lichamelijke sensaties als prettig en spannend kan ervaren – ook al zijn deze handelingen laakbaar en strafbaar. Wat zou in zo’n situatie mijn reactie als ouder zijn? Wat zou de jouwe zijn? En hoe staan we als ruimdenkende lezer tegenover dit verhaal? Dat zijn ongemakkelijke vragen waarbij we kunnen wegkijken, de schouders ophalen of onszelf confronteren. Ja, Lammers daagt ons als lezer en mens uit om ook onze eigen percepties in vraag te stellen.

Voor en tegen Tegenstanders vonden het kortverhaal fout, verwerpelijk en “misselijkmakend”. De auteur zelf was een “viespeuk” die pedofilie verheerlijkte, niets meer niets minder. Sympathisanten daarentegen verklaarden unisono dat dit kortverhaal een vorm van literaire vrijheid is en dat fictie een vrijplaats is waar alles kan en mag geschreven worden, met eigen regels, taal en symbolen. En ja, fictie mag prikken, schuren, wringen en uitdagen. Als vrijhaven staan literatuur en fictie op zichzelf, los van elke vorm van politiek en identiteitsdenken. Dat de critici bovendien geen onderscheid maken tussen de auteur Lammers en de tekst die hij geschreven heeft, is dan ook een teken dat ze helemaal niet begrijpen wat fictie en bij uitbreiding literatuur precies inhoudt. Deze opmerkingen hadden soms een behoorlijk hovaardige ondertoon, vond ik, in de trant van jullie kennen helemaal niks van literatuur, stelletje dommeriken. Je kan me zeker een sympathisant van Lammers noemen, maar ik heb toch twee bedenkingen bij deze argumenten. (Hierbij maak ik dankbaar gebruik van de scherpe analyse van auteur Tom Naegels.)

Kanttekeningen Eerst even terug naar De trainer. In een recent interview gaf Pim Lammers toelichting bij het gewraakte kortverhaal. Het is, zo stelt hij, een verhaal over een eenzame tiener die zich gezien voelt door zijn trainer, waarbij op subtiele wijze misbruik wordt gemaakt van zijn gevoelens. Alleen, deze context is helemaal niet duidelijk tijdens het lezen. De lezer moet bijzonder goed tussen de regels kunnen lezen en interpreteren, en dan nog blijft de psyche van de tienerjongen vaag. Ook de verborgen momenten van afkeuring, zoals het fluitsignaal op het einde van de voetbalwedstrijd, zal wellicht vooral op een heel andere, letterlijke manier gelezen worden. Zo heb ik het toch geïnterpreteerd, of misschien ken ook ik niks van literatuur…? Nee, ernstig, ik bedoel maar dat dit verhaal klaarblijkelijk een complexiteit heeft die zelfs ervaren lezers niet zonder meer zullen opmerken. Lammers’ duiding werpt een ander licht op het kortverhaal, dat is zeker.

Los daarvan gaat deze polemiek over veel meer dan dit ene kortverhaal. Het is niet zomaar een banaal relletje dat wel zal overwaaien. De status van literatuur (ook kinder- en jeugdliteratuur) zelf is de inzet van de hele discussie. Deze discussie is zeker niet beperkt tot het rechtse of conservatieve segment van het maatschappelijke spectrum. Na Lammers volgde al snel commotie over tal van aanpassingen door sensitivity readers* in het Engelstalige oeuvre van icoon Roald Dahl – waarbij de vervanging van ‘dik’ door ‘enorm’ toch wel een van de opvallendste was. En er zullen ongetwijfeld nog incidenten plaatsvinden waarbij vanuit een bepaalde hoek (radicaal-rechts, identitaire bewegingen maar ook sensitivity readers, bewegingen rond diversiteit en inclusie…) kanttekeningen worden geplaatst bij deze of gene auteur of boek.

Literatuur (hier: fictie) staat immers niet buiten de tijd. De appreciatie van literatuur is steeds ingebed in een maatschappelijke context die voortdurend evolueert. Wat bijvoorbeeld in de jaren ’60 als goede, aanstootgevende of populaire fictie werd beschouwd, krijgt nu vaak een heel andere waardering. Ook een individuele auteur leeft en schrijft binnen een specifieke tijdsgeest en heeft persoonlijke voorkeuren. Lammers schrijft over diversiteit en LGBTQAI+-thema’s omdat hij dat belangrijk vindt, en de literatuurwereld publiceert en promoot zijn werk omdat ze achter deze waarden staan. Zijn tegenstanders daarentegen hebben veel moeite met deze waarden en verzetten zich tegen deze thema’s in literatuur (kinder- en jeugdliteratuur). Of ze al dan niet iets van literatuur kennen is niet de juiste vraag. Met dit argument gaan we immers voorbij aan de ware kern van deze hele zaak. Het gaat met name over hun maatschappijvisie met specifieke waarden en normen die bepaalt welke literatuur ze waarderen en afkeuren. Ook de sympathisanten van Lammers hebben een bepaalde maatschappijvisie en al dan niet impliciete waardering van bepaalde literatuur. Hun argument van literaire vrijheid is op zijn minst relatief en selectief te noemen.

Laten we even bij een paar voorbeelden stilstaan. Hoe zou de literaire wereld reageren op een kortverhaal van een populaire kinderauteur dat homoseksualiteit als vies beschouwt. Zouden we dan ook nog zeggen dat in literatuur alles mag en kan? In 2020 zorgde de Nobelprijs voor Literatuur voor Peter Handke binnen de literatuurwereld voor controverse. Handke is een “reus van een auteur” maar ook groot sympathisant van de Servische oorlogsmisdadigers Karadzic en Milosevic. Prominente stemmen veroordeelden dat in dit geval succesvol schrijverschap primeerde op het ethische handelen van de auteur. En hoe staan we nu tegenover het oeuvre van Jef Geeraerts? In 2015 werd hij met zijn populaire boek Gangreen in de literaire canon van de Nederlandstalige literatuur opgenomen. Amper vijf jaar later, in 2020, werd hij genadeloos uit de canon geschrapt en is hij als ooit gevierde auteur helemaal van zijn voetstuk gevallen. Volgens de literaire commissie is Geeraerts’ visie op kolonialisme en vrouwen… “misselijkmakend”. Is dat niet exact hetzelfde argument van de tegenstanders van Lammers’ kortverhaal?

De hetze rond Pim Lammers is niet onschuldig, het is een teken van wat broeiten smeult in de samenleving, en dat is ernstig te nemen. Aan de (radicaal) rechterzijde spreekt men van een heuse cultuurstrijd (hun terminologie). We houden onze argumenten om onze houding te bepalen dus maar beter kritisch tegen het licht. Bij courante argumenten als ‘literaire vrijheid’ en ‘niks van literatuur kennen’ plaatsen we alvast best enkele grote vraagtekens.

* literair werk van vroeger en nu nalezen op aanstootgevende inhoud, stereotypen en vooringenomenheid (gevoeligheden dus) en wijzigingen voorstellen

Voor J. en G.

Poëzie noopt tot een andere manier van lezen. Het opent immers een ander register in de hersenen en vraagt onverdeelde aandacht: heel even afdwalen en het beeld en de betekenis ontglipt ons genadeloos. Ik hoef geen complexe beeldspraak; liefst lees ik heldere poëzie die zich toch niet helemaal ontsluiert en taal een verrassend nieuwe lading geeft.

Daarom hou ik zo van de poëzie van de Amerikaanse Louise Glück. Voorbij Glücks bedrieglijk eenvoudige zinnen wacht een bijzonder gelaagde gevoelswereld. Als laureate van de Nobelprijs voor Literatuur in 2020 verwierf ze ook in de Lage Landen algemene naamsbekendheid en erkenning – zo heb ik haar trouwens leren kennen. Twee bundels van haar hand – Averno (2006) en Winterrecepten van het collectief (2021) – werden daarna eindelijk integraal naar het Nederlands vertaald.

Voor de Gedichtendag koos ik Wijkend licht/Retreating light uit haar bundel The wild iris.

Wijkend licht

Jullie leken net kleine kinderen,

altijd tuk op een verhaal.

En ik had er al zo veel verteld;

ik had genoeg verzonnen.

Dus gaf ik jullie potlood en papier.

Ik gaf jullie pennen van riet

dat ik zelf sneed, middagenlang in de dampige velden.

Schrijf jullie eigen verhaal maar, zei ik.

Na al die jaren luisteren

zouden jullie wel weten

wat een verhaal was dacht ik.

Zeuren was het enige wat jullie konden.

Alles moest jullie worden uitgelegd,

op eigen kracht doorgrondden jullie niets.

Toen besefte ik dat jullie niet konden denken

met werkelijke lef of passie;

jullie hadden je leven nog niet geleid,

geen eigen rampen doorstaan.

Dus gaf ik jullie levens, gaf ik jullie rampen,

want schrijfgerei alleen bleek niet genoeg.

Jullie zullen nooit weten hoe goed

het me doet jullie daar te zien zitten

als onafhankelijke wezens,

jullie te zien dromen bij het open raam,

potloden die ik jullie gaf in de aanslag

tot de zomerochtend in woorden opgaat.

Het scheppen heeft jullie opgewonden,

ik wist het van tevoren, dat doet het in het begin altijd.

En ik ben vrij om te doen wat ik wil,

me met andere dingen bezig te houden,

in het volste vertrouwen

dat jullie me niet meer nodig hebben.

uit: The wild iris, 1992

vertaald door Erik Menkveld (Verzamelde gedichten, samenstelling Marjoleine de Vos, Van Oorschot, 2016)

Retreating Light


You were always very young children,

always waiting for a story.

And I’d been through it all too many times;

I was tired of telling stories.

So I gave you the pencil and paper.

I gave you pens made of reeds

I had gathered myself, afternoons in the dense meadows.

I told you, write your own story.

After all those years of listening

I thought you’d know

what a story was.

All you could do was weep.

You wanted everything told to you

and nothing thought through yourselves.

Then I realized you couldn’t think

with any real boldness or passion;

you hadn’t had your own lives yet,

your own tragedies.

So I gave you lives, I gave you tragedies,

because apparently tools alone weren’t enough.

You will never know how deeply

it pleases me to see you sitting there

like independent beings,

to see you dreaming by the open window,

holding the pencils I gave you

until the summer morning disappears into writing.

Creation has brought you

great excitement, as I knew it would,

as it does in the beginning.

And I am free to do as I please now,

to attend to other things, in confidence

you have no need of me anymore.

opgedragen aan J. en G.

In het kader van de Poëzieweek (26-1 t.e.m. 1/2/2023)

Requiem voor Osip

Op zaterdag 23 juni 1934 was er telefoon voor de Russische auteur Boris Pasternak, die later wereldberoemd werd met Dokter Zjivago. Het was Jozef Stalin himself. Van het befaamde telefoongesprek, dat niet langer dan drie à vier minuten duurde, zijn volgens Onenigheid aan de top, de fascinerende nieuwe roman van Ismail Kadare, dertien uiteenlopende versies in omloop. In elke versie is de hamvraag: wat heeft Pasternak aan Stalin gezegd over zijn collega en vriend Osip Mandelstam, die kort daarvoor gearresteerd was? Is Pasternak voor hem opgekomen? Of heeft hij eerder ontwijkend geantwoord? Of heeft hij hem misschien zelfs verraden? In elke versie analyseert hij als een gedreven speurder minitieus feiten, veronderstellingen en twijfels maar wat er precies gezegd werd blijft uiteindelijk een mysterie. Hoe het ook zij, Mandelstam werd later dat jaar verbannen. Na een nieuwe arrestatie stierf hij eind 1938 door ziekte en ontbering in de Goelag.

Osip Mandelstam (1891-1938) intrigeert me al langer. De joods – Russische dichter behoort tot het pantheon van de 20e-eeuwse Russische literatuur maar ik had nog nooit over hem gehoord. De grote Russische klassiekers heb ik wel gelezen maar een kenner ben ik zeker niet, verre van zelfs. Zijn tragische lot leerde ik kennen via de indringende pen van de Poolse dichter Adam Zagajewski (1945-2021) in de verzen In de encyclopedie was weer geen plaats voor Osip Mandelstam’(1974). (Over Zagajewski schreef ik hier al eerder.)

In de encyclopedie was weer geen plaats

voor Osip Mandelstam eens te meer is hij

dakloos een woonst vinden is o zo moeilijk

domicilie hebben in Moskou haast onmogelijk

de Kaukasus roept hem toe het lage woud van

Azië giert die dagen zijn nog lang niet aangebroken

een ander raapt kiezels op de stranden van de Zwarte Zee

nog steeds loopt het ongelijke onderzoek al heeft het uniform

een nieuwe snit en vermoeit telkens een ander

rondhoofdig kleermaker zich in diepe buigingen

Je sluit het boek met de knal van een schot en het witte

papieren stof kriebelt je neus het is een Latijnse

avond sneeuw valt niemand zal vandaag nog komen

het is bedtijd doch mocht hij aankloppen op je schamele deur

doe dan voor hem open

Deze woorden klonken voor mij als een appél waaraan ik me niet onttrekken kon en het sombere beeld van een dolende Mandelstam haakte zich in mij vast. Wat had deze dichter dan wel gedaan om uiteindelijk door het Sovjetregime verpletterend te worden? Wel, Mandelstam had voor een kleine groep vrienden, onder wie naar verluidt bovengenoemde Boris Pasternak en de beroemde dichteres Anna Achmatova, een gedicht voorgedragen waarin Stalin op spottende wijze werd gehekeld en in onflatteuze bewoordingen over zijn uiterlijk werd geportretteerd. Hij werd verklikt (wellicht onbedoeld door zijn vermeende minnares) en zijn lot was bezegeld.

De dichter werd door de dictator het zwijgen opgelegd, zijn poëzie overleefde Stalins terreur gelukkig wel. Dankzij de inzet en moed van zijn weduwe Nadezjda blijven Mandelstams trefzekere woorden tot op vandaag weergalmen. En daar kan zelfs Stalin niet tegenop.

De bergbewoner van het Kremlin (november 1933)

Wij leven en hebben geen voet aan de grond

wij spreken alleen met een blad voor de mond

en waar wij vertrouwelijk raken

komt de bergbewoner van het Kremlin ter sprake

zijn vingers zijn dik en als worsten zo vet

en onder zijn woorden wordt alles geplet

zijn kakkerlakkensnor zal smalen

zijn laarzenschachten stralen

om hem heen het gespuis dat beweegt op zijn wens

dunhalzige begeleiders, half monster half mens

zij hinniken blaffen miauwen

en hij alleen trekt aan de touwen

als hoefijzers smeedt hij bevel op bevel:

jij moet zus, jij moet zo, jij moet niet, jij moet wel!

Iemand ophangen is zijn lievelingseten

en breed is de borst der Osseten

Een en al oor

“Krokodil was zijn boekentas vergeten en nu is hij bang dat hij te laat komt op school.” Dit was het vertederende antwoord van een van de kleuters op mijn vraag wat de klasgroep in dit beeld zag.

Goed gevonden van die pientere kleuter maar in feite is het een prentenboek over Krokodil die zijn thuis moest verlaten en maar moeilijk een veilige plek vindt. Het is veelzeggend en betekenisvol dat net de krokodil, die algemeen als gevaarlijk en geniepig wordt beschouwd, hier symbool staat voor de mens op de vlucht. Het is eens wat anders dan het snoezige muisje of konijntje dat zo vaak in prentenboeken opduikt.

Hier thuis zijn de voorleesmomenten zachtjes uitgedoofd. De kindjes van weleer werden immers tieners op de middelbare school met activiteiten ‘s avonds, laat schoolwerk en andere interesses. Ruim een decennium lang heb ik bijna dagelijks aan mijn twee kinderen voorgelezen. Prentenboeken, poëzie, voorleesverhalen, informatieve boeken, alles hebben ze verorberd. (Hoeveel boeken zouden dat eigenlijk zijn?) En toch lijkt die periode in ëén vingerknip voorbij te zijn.

Gelukkig staat er nog een voorleesstoel voor mij klaar in de bibliotheek. Af en toe open ik op zondagvoormiddag mijn koffer vol verhalen voor een groep opgetogen peuters, kleuters en prille lezers. Geschikte boeken vind ik online via Pluizer of Boekenzoeker maar vooral door te snuffelen en te snuisteren in de uitgebreide collectie van de bibliotheek. Soms blijkt een boek tegen de verwachtingen in niet aan te slaan. En soms zijn er verhalen die altijd in de smaak vallen, zoals bovengenoemde Krokodil op weg naar beter van Yoeri Slegers. Voorlezen is voor mij dan ook een essentiële schakel in mijn recensiewerk. Hoe kan ik als volwassen recensent anders inschatten wat het doelpubliek echt van een verhaal of illustraties vindt? Kinderen zijn ook zo´n dankbaar publiek. Zelfs een kind dat echt niet graag leest zal met de oren wijd open luisteren.

En dan kan het zomaar gebeuren dat uit zo´n groep een meisje na het voorleesmoment naar me toesnelt om me een warme knuffel te geven. En terwijl ze haar hoofdje diep in mijn armen begraaft, fluistert ze me zachtjes toe: “het was zoooo mooi, dankjewel!”

In het kader van de Voorleesweek (19-27 november 2022). Informatie en boekentips: http://www.voorleesweek.be