Requiem voor Osip

Op zaterdag 23 juni 1934 was er telefoon voor de Russische auteur Boris Pasternak, die later wereldberoemd werd met Dokter Zjivago. Het was Jozef Stalin himself. Van het befaamde telefoongesprek, dat niet langer dan drie à vier minuten duurde, zijn volgens Onenigheid aan de top, de fascinerende nieuwe roman van Ismail Kadare, dertien uiteenlopende versies in omloop. In elke versie is de hamvraag: wat heeft Pasternak aan Stalin gezegd over zijn collega en vriend Osip Mandelstam, die kort daarvoor gearresteerd was? Is Pasternak voor hem opgekomen? Of heeft hij eerder ontwijkend geantwoord? Of heeft hij hem misschien zelfs verraden? In elke versie analyseert hij als een gedreven speurder minitieus feiten, veronderstellingen en twijfels maar wat er precies gezegd werd blijft uiteindelijk een mysterie. Hoe het ook zij, Mandelstam werd later dat jaar verbannen. Na een nieuwe arrestatie stierf hij eind 1938 door ziekte en ontbering in de Goelag.

Osip Mandelstam (1891-1938) intrigeert me al langer. De joods – Russische dichter behoort tot het pantheon van de 20e-eeuwse Russische literatuur maar ik had nog nooit over hem gehoord. De grote Russische klassiekers heb ik wel gelezen maar een kenner ben ik zeker niet, verre van zelfs. Zijn tragische lot leerde ik kennen via de indringende pen van de Poolse dichter Adam Zagajewski (1945-2021) in de verzen In de encyclopedie was weer geen plaats voor Osip Mandelstam’(1974). (Over Zagajewski schreef ik hier al eerder.)

In de encyclopedie was weer geen plaats

voor Osip Mandelstam eens te meer is hij

dakloos een woonst vinden is o zo moeilijk

domicilie hebben in Moskou haast onmogelijk

de Kaukasus roept hem toe het lage woud van

Azië giert die dagen zijn nog lang niet aangebroken

een ander raapt kiezels op de stranden van de Zwarte Zee

nog steeds loopt het ongelijke onderzoek al heeft het uniform

een nieuwe snit en vermoeit telkens een ander

rondhoofdig kleermaker zich in diepe buigingen

Je sluit het boek met de knal van een schot en het witte

papieren stof kriebelt je neus het is een Latijnse

avond sneeuw valt niemand zal vandaag nog komen

het is bedtijd doch mocht hij aankloppen op je schamele deur

doe dan voor hem open

Deze woorden klonken voor mij als een appél waaraan ik me niet onttrekken kon en het sombere beeld van een dolende Mandelstam haakte zich in mij vast. Wat had deze dichter dan wel gedaan om uiteindelijk door het Sovjetregime verpletterend te worden? Wel, Mandelstam had voor een kleine groep vrienden, onder wie naar verluidt bovengenoemde Boris Pasternak en de beroemde dichteres Anna Achmatova, een gedicht voorgedragen waarin Stalin op spottende wijze werd gehekeld en in onflatteuze bewoordingen over zijn uiterlijk werd geportretteerd. Hij werd verklikt (wellicht onbedoeld door zijn vermeende minnares) en zijn lot was bezegeld.

De dichter werd door de dictator het zwijgen opgelegd, zijn poëzie overleefde Stalins terreur gelukkig wel. Dankzij de inzet en moed van zijn weduwe Nadezjda blijven Mandelstams trefzekere woorden tot op vandaag weergalmen. En daar kan zelfs Stalin niet tegenop.

De bergbewoner van het Kremlin (november 1933)

Wij leven en hebben geen voet aan de grond

wij spreken alleen met een blad voor de mond

en waar wij vertrouwelijk raken

komt de bergbewoner van het Kremlin ter sprake

zijn vingers zijn dik en als worsten zo vet

en onder zijn woorden wordt alles geplet

zijn kakkerlakkensnor zal smalen

zijn laarzenschachten stralen

om hem heen het gespuis dat beweegt op zijn wens

dunhalzige begeleiders, half monster half mens

zij hinniken blaffen miauwen

en hij alleen trekt aan de touwen

als hoefijzers smeedt hij bevel op bevel:

jij moet zus, jij moet zo, jij moet niet, jij moet wel!

Iemand ophangen is zijn lievelingseten

en breed is de borst der Osseten