Klaarblijkelijk

Logica brengt je van A naar B, maar verbeelding brengt je overal. Dat zei Albert Einstein.
Verbeeldingskracht is een van de wezenskenmerken van kinder- en jeugdliteratuur. In verhalen is alles mogelijk. Hoera, de verbeelding aan de macht!, en al zeker bij jonge kinderen.

Wel, het kan al eens anders lopen. Jaren geleden las ik aan een groepje kleuters Eefje Donkerblauw van Geert De Kockere en Lieve Baeten voor, een prentenboek uit 1992 (!) dat uitgroeide tot de klassieker over kleuren. Koningin Eefje houdt van blauw en alles is bij haar blauw: pantoffels, thee, bloemen en bomen… werkelijk alles is blauw. Met Koning Goudgeel (en bij hem is alles… geel) krijgt Eefje Donkerblauw natuurlijk kinderen. Het zijn geen gewone kinderen. Het zijn… groene kinderen, behalve één meisje dat blauw blijft. Dat blauwe meisje huwt later met Prins Avondrood, en ze krijgen… kun je het al raden? paarse kinderen. En zo gaat dat verder tot er rode, gele, oranje,, groene, blauwe en paarse kinderen zijn. Een waar kleurenfestijn, ginds in het koninklijk paleis. Kijk maar.


@Lieve Baeten

En telkens wanneer na de regen de zon weer schijnt, springen al deze rode, gele, oranje, groene, blauwe en paarse kinderen vrolijk samen in een grote boog over hun paleis. En alle mensen roepen dan: ‘Kijk, de regenboog!…’

@ Lieve Baeten

Na deze wondermooie laatste zin was het oorverdovend stil, de gewijde stilte van betovering en verwondering – een heerlijk momentum. Tot een schrandere zesjarige vol ongeloof, zelfs ietwat vermanend uitriep: ‘Dat is niet waar! Een regenboog ontstaat door licht in waterdruppels!’

De magie was onmiddellijk doorbroken. We waren niet meer overal, en al zeker niet op die regenboog vol kleurrijke spelende kinderen. We waren onderweg naar B.

In het kader van de Voorleesweek, 18 tot 26 november 2023 http://www.voorleesweek.be

.

De een en de ander

In de hoge eikenbomen waar onze eekhoorn zich zo thuis voelt, blijkt ook nog een ander dier te wonen: de processierups. Een leuke naam voor een dier, maar ‘t is geen gezellig beestje. Dat mocht mijn man na een middag werken in de tuin aan den lijve ondervinden – letterlijk. Terwijl hij de snoodaards vervloekte, stelde ik me het leven van zo’n processierups voor. Hoe die zich dwars door een appel, twee peren, drie pruimen, vier aardbeien, vijf sinaasappels, een stuk chocoladetaart, een ijsje, een zure bom, een plak kaas, een stuk salami, een lolly, een stuk kersenvlaai, een worstje, een cakeje, een stuk meloen en tot slot een groen blaadje heen eet. Om uiteindelijk een wonderschone vlinder te worden. Een levendige fantasie, zeg je? Wel, mijn beelden leende ik integraal van Rupsje Nooitgenoeg, de klassieker van Eric Carle (1929).

Wie kent Rupsje Nooitgenoeg niet? Generaties peuters en kleuters wereldwijd leerden thuis, op school of in de kinderopvang met deze schrokop tellen, de dagen van de week benoemen en fruit en lekkernijen herkennen. Opnieuw en opnieuw en opnieuw. Van een klassieker gesproken. (En het fijne is: in het Nederlands is zijn naam veel mooier dan in de oorspronkelijke titel: The very hungry caterpillar.)

DSC_0269

Badboekjes, knisperboekjes, klein formaat, reusachtige boeken of welke vorm dan ook: altijd op zoek naar eten, deze rups.

 

Onlangs werd Rupsje Nooitgenoeg vijftig jaar oud. Een rups van vijftig jaar….God verhoede dat onze processierups dat voorbeeld volgt!