De mooiste weg
de school is uit
ik ga langs de mooiste weg
een andere is er niet
de mooiste weg is
naar huis
(Lisa Massaer, 7 jaar, poëziewedstrijd 2004)
De mooiste weg
de school is uit
ik ga langs de mooiste weg
een andere is er niet
de mooiste weg is
naar huis
(Lisa Massaer, 7 jaar, poëziewedstrijd 2004)
Poes
Bij ons woont een poes
of wij mogen wonen
in haar huis, zitten
op haar stoelen en bank.
We hoeven alleen maar
eten voor haar te kopen
drinken klaar te zetten
haar af en toe te strelen.
Soms worden we beloond
met kopjes of aanminnige gedoe.
Zij vangt de vliegen, jaagt
de muizen de weg, steelt de kaas
gooit planten om, rotzooit
met papieren, schreeuwt voor
de dichte deur, komt dan
genadig binnen, en vraagt geen huur.
(Remco Ekkers)
Nieuwe taal
Nederlands is niet de taal
die ik het best begrijp.
Ik ben geboren in Iran,
waar woorden geuren
naar granaatappel
en zinnen zoet als dadels zijn.
Nederlands proeft moeilijk.
Letters liggen lastig op mijn tong.
Soms geniet ik gulzig van
de smaak van een nieuw woord:
huppelen of pannenkoek,
gezellig of verstrooid
(Reine De Pelseneer)
beer
ver weg in de bergen
in een ander land
zit mijn beer
vergeten
op een steen
altijd op vakantie
helemaal alleen
(Hans en Monique Hagen)
Stilte
Met mijn vader aan de waterkant,
ik, een boek,
hij, een lijn
in de hand.
We zwegen samen,
aten onze boterhammen.
De zon wandelde
rond het wegkabbelende meer.
Mijn vader ving
één klein visje
maar gooide het
even later
weer in ‘t water.
Het hoorde dààr
zoals wij
bij elkaar
(Riet Wille)
Op weg
Ik kijk door het raam
en de wereld glijdt voorbij.
Schapen, huizen, mensen
kijken zij weleens naar mij?
Wat ik zie, is altijd anders
en toch voelt het ook vertrouwd,
want de trein brengt me naar oma,
die al heel lang van me houdt.
(Reine De Pelseneer)
Daar is de Poëzieweek (25-31/1) weer! Zeven dagen lang schenk ik jou een kindergedicht dat mij doet denken aan het thema van de Poëzieweek “Thuis”. Vandaag houden we halt bij auteur Bart Moeyaert.
goeienacht
met mama op de bedrand
wordt de kamer lekker warm.
ik mag nog even liggen
in de holte van haar arm.
ze leest me een verhaal
over de maan boven een land
waar alle mensen wonen
in een nachtblauw ledikant.
het einde – moet ik zeggen –
heb ik nog nooit gehoord,
maar zacht – dat weet ik zeker –
is vast het laatste woord
Het wiebelt, het vlindert,
het kriebelt, en het zindert
het schuifelt, het scharrelt, het suist.
Het klappert, het wriemelt,
het flappert, het friemelt,
het bromt en het snort en het ruist.
Het tsjirpt en het ritselt, het zoemt en het zingt.
Het kruipt en het prikt en het danst en het swingt.
Een klankrijk zintuiglijk versje uit Toen rups een vlinder werd, een heerlijk voorleesboek van Bette Westera en haar dochter Naomi Tieman met verhalen en versjes over de beestjes in de tuin, zoals de eendagsvlieg, de vlinder en de hommel maar ook de kakkerlak, de bladluis en het pissebed. De betoverende illustraties van Djenné Fila evoceren een wonderlijke wereld in, op en onder de grond. Wat daar allemaal leeft, beweegt, krioelt! Kunnen we ons dat eigenlijk voorstellen en verbeelden?
Laten we vanaf dit nieuwe lenteseizoen “kleiner kijken, dichter luisteren, opener ruiken, dieper voelen, aandachtiger proeven. En dat alles kruiden met onze verbeelding.” (Citaat geleend uit Hier begint de natuur van Caro Van Thuyne. Doe je mee?
153 dagen zonder broer💫
Waarom waait de tijd
Als iemand dat graag wil
Niet even terug
Waarom maakt de tijd zo nu en dan
Geen sprong voorbij
Voorbij een punt voorbij m’n broer
waarom
(Hans Hagen)