Doodgewoon

Ik kijk er even van op. Ze vlijt zich tegen me aan, als een poes die kopjes wil geven. Zoals Poes uit Groetjes uit Poesbekistan, het boek op mijn schoot.

Al lange tijd weet ik: het voorleesverhaal moet de aandacht delen met andere, op dat moment even belangrijke zaken: koalaknuffels, playmobilfiguurtjes, strips, huiswerk. Ik lijk soms aan de muren voor te lezen. En toch, ze hebben elk woord gehoord.

Maar nu, bij dit ontroerende boek over het verlies van Poes, onderbreekt ze haar spel en komt naar me toe. Ze voelt een nood aan geborgenheid. (En dan komt de vraag: “Moeke, mogen wij ook een poes? Alsjeblièf?” )

Doodgewoon

Over de dood, afscheid en rouw zijn veel boeken te vinden. Voor ons spant één boek de kroon.

Boeken over “zware” onderwerpen zoals de dood, zijn bij ons thuis altijd vanzelfsprekend geweest. Niet zozeer als voorbereiding of ondersteuning van een proces (dan net niét, vinden we); wel als natuurlijk facet van het leven. Over de dood, afscheid en rouw zijn aardig wat boeken te vinden. We lazen ontroerende maar fijne verhalen (Lieve Oma Pluis, En dat is heel wat voor een kat, Hanna en ik). Maar ook verhalen die hen minder bekoorden (Springdag, Erik en Opa, Nooit is voor altijd). Net té filosofisch, net iets té verwarrend voor de kinderen: (met lichtjes angstige stem) “Komt die opa dan terug uit zijn graf? Dat kan toch niet? Of wel? Zal onze opa dat dan ook doen? Hoe dan?”. Ik juich uitdagende boeken toe, zeker wel. Maar wat heeft een kind er aan, denk ik, wanneer een boek grotendeels uitgelegd moet worden? Ja, dat kan de geest aanscherpen, maar ráákt het hen dan nog wel?

Ontroeren en bekoren. Dat doet Groetjes uit Poesbekistan zeker: Kim Crabeels met woorden, Seppe Van den Berghe met beelden (de achtergebleven afdruk van de snoet van Poes op het raam is bijzonder ontroerend). Het boek biedt de troost van een mok heerlijk warme chocolademelk, de geborgenheid van een spinnende poes aan je voeten, de warmte van een zacht dekentje op een kille herfstavond, de hoop van de eerste lentezon.

Groetjes uit Poesbekistan

Groetjes uit Poesbekistan is doodgewoon on-mis-baar in huis. Zoals een poes, wordt me gezegd.

 

Een poëtisch raadsel

Een raadsel in verzen…

Mét gebruiksaanwijzing:
– lees eerst de twee vragen
– geef je antwoord
– lees verder
– glimlach

Wie haalt het hoogste blaadje
uit de bomen in het bos?
Is dat de olifant, de aap of de giraf
of misschien de slimme vos?

Wie plukt het hoogste.JPG

Ik, trompettert de dikke olifant,
met mijn lange slurf
kan ik makkelijk komen
bij de blaadjes in de bomen.
En hij plukte ze van de laagste tak,
hoger komen kan hij niet.

Ik, zeg de giraf, ik kan hoog,
hoger kan er niemand komen
Ik haal de hoogste blaadjes
uit de hoogste bomen.
En hij rekt en rekt, maar bij
de hoogste blaadjes komt hij niet.

Ik, lacht de vlugge aap,
klim veel hoger in de bomen
dan de olifant of de giraf,
ik kan veel hoger komen.
Maar de hoogste tak breekt af,
de hoogste blaadjes pakt hij niet.

Ik, denkt de kleine vos,
wacht tot het herfst is in’t bos,
dan laten alle hoge bomen
alle blaadjes los.”

(Leendert Witvliet
in: Edward van de Vendel en Carll Cneut (ill.), Fluit zoals je bent. De Eenhoorn
Fluit zoals je bent” brengt een selectie van Nederlandstalige dierengedichten waarin een bonte stoet van dieren de revue passeert.)

En, goed geraden?
Dit geestige gedicht van Leendert Witvliet blijkt tijdens voorleesmomenten telkens een voltreffer bij kinderen én volwassenen. Al die keren werd slechts één maal – echt waar- het juiste antwoord geraden – door de pientere zesjarige jongen S.
Fijne herfst gewenst!