Kijk – wijzer

Elk jaar ontdek ik er minstens eentje tussen de lezers uit het derde en vierde leerjaar voor de Leesjury (voorheen KJV, Kinder – en Jeugdjury): een tekstkind.
Deze term behoort geloof ik niet tot het officiële vakjargon, ik heb het ook niet zelf bedacht, vast ergens opgepikt. Een tekstkind is een kind dat de letters op papier gretig opslorpt maar achteloos over de illustraties heen kijkt. In de boeken voor hun leeftijd staan vaak nog (veel) tekeningen en toch hebben ze er nauwelijks aandacht voor, alsof ze niet bestaan. Weinig aan te doen, dat is nu eenmaal hun manier van lezen.

Woorden én illustraties in de boeken voor de Leesjury.

Tekstkind of niet, gericht kijken naar illustraties is een leerproces, een vaardigheid die we via sturende vragen kunnen stimuleren. Deze vorming is belangrijk om voorbij snelle oordelen als mooi/niet mooi, leuk/niet leuk te gaan en zo hun blik te verruimen en te onderbouwen. Vragen over kijken naar illustraties (en naar kunst tout court) zijn doorgaans geïnspireerd op Parsons’ theorie over de vijf ontwikkelingsfases (“brillen”) van kunstbeleving. Dit raamwerk gebruik ik zelf ook bij de analyse en beoordeling van illustraties bij recensiewerk. Voorheen probeerde ik vaak in een oogopslag mijn mening te vormen. Dat lukte zelden – logisch! Ik bleef aan de oppervlakte dobberen en had moeite om mijn observaties in woorden te vatten. Nu neem ik mijn tijd en stel ik mezelf telkens dezelfde cruciale vraag: wat zie ik nu precies?
Gericht kijken vraagt tijd en geduld. Naar lijnen, vormen, kleuren, compositie, details, materiaal. Het is kijken in veelvoud. Op die manier ziet men het vakmanschap van de illustrator/illustratrice in al zijn facetten en krijgt de illustratie wat ze verdient: niets minder dan onze gulste aandacht.

Zinnen van zijde #2

Over In het zwart van de spiegel van de Nederlander Peter Delpeut zijn de meningen opmerkelijk verdeeld. Vindt de ene recensent het “toverwerk”, dan klaagt de andere over het boek als een “afmattende ervaring”. Zelf bevind ik me in het midden van deze twee uitersten. Het toont nogmaals hoe persoonlijk en subjectief een recensie en een leeservaring tout court zijn.

Deze ambitieuze roman brengt een liefdesgeschiedenis, een reisverhaal, een essay over kunst én een kunsthistorisch onderzoek bijeen. (Ik zal hier niet al deze aspecten belichten.) Centraal in deze meerstemmige roman staat de 17de-eeuwse landschapsschilder Claude Lorrain (geboren Gellée) – maar ook gewoon bekend bij zijn voornaam: Claude. Ik beken: ik had nog nooit over Claude Lorrain gehoord. Had ik tijdens de cursus kunstgeschiedenis even niet opgelet, of was hij het vermelden niet waard? Best vreemd, want tijdens zijn leven in Rome groeide hij uit tot de befaamde en gegeerde meester van het geïdealiseerde landschap. Een eeuw later werd hij het grote voorbeeld van Engelse landschapsschilders en landschapsarchitecten en was hij immens populair bij aristocratische kunstverzamelaars. Als geen andere kon Claude in zijn schilderijen en tekeningen met licht en schaduw toveren. Warm licht bij valavond, glorieus ochtendgloren, intens licht dat op een wateroppervlak weerkaatst … Ik voel dadelijk dat mijn vocabularium te beperkt is om Lorrains licht in woorden te vatten. Liever leid ik jullie naar deze galerij, waar jullie de meester zelf kunnen ontmoeten.

Zijn naam en faam zijn ook innig verbonden met de Claudespiegel of miroir noir/ zwarte spiegel, een voorwerp dat ik ook niet kende. De Claudespiegel is een kleine draagbare, enigszins gebolde spiegel met een zwarte ondergrond, ontstaan in de 18de eeuw in Engeland. Het lijkt wel een toverspiegel. Want met de rug naar het landschap zie je het landschap zoals je het nooit met het blote oog zou kunnen zien. In de spiegel wordt het landschap immers gecomprimeerd tot een harmonieus geordend geheel, tot een imaginair landschap in de beste traditie van Claude Lorrain. Anders gezegd, de natuur wordt een esthetische ervaring als was het een schilderij van Claude zelf.

Zou de Claudespiegel nog ergens te vinden zijn? Ik zou er alvast eentje willen proberen.

Fascinerend, niet? Wel, voor de hoofdpersoon in de roman groeit Claude Lorrain uit tot een ware obsessie. Reizend door onder meer Italië, Duitsland en Engeland gaat hij op zoek naar sporen van Lorrain. Hij troont ons mee naar musea, archieven, kunstverzamelingen, landhuizen en parken. We ontmoeten kunstenaars als Nicolas Poussin, William Turner, John Constable en Anselm Kiefer.

Wat bezielt hem om zijn onderzoek zo minitieus en zo gedreven te doen, als was hij een manische bezetene? Hij zeg hierover: “Het gaat me nooit om wat een kunstenaar kan, maar om wat hij gezien heeft. Zijn ervaring tillen naar mijn zien, daar draait het om in kunst.” De hoofdpersoon wil zo dicht mogelijk bij de schilder komen. Zien wat hij gezien heeft. Ervaren wat hij ervaren heeft. Dus trekt hij bijvoorbeeld naar Tivoli, in de Campagna rond Rome, om het uitzichtpunt van Claude op dit schilderij terug te vinden en om vanop die exacte plaats het bijzondere avondlicht zelf te ervaren.

A View of the Campagna from Tivoli
A view of the Campagne from Tivoli : te bewonderen in de Picture Gallery in Buckingham Palace

Zijn drijfveer daagt me uit, want ik had kunstwerken en schilderijen amper op deze manier benaderd. Het is voor mij een uitstekende aanmoediging om ver voorbij thema en techniek te leren kijken, om meer te ervaren in plaats van louter te zien. Ik heb echt genoten van zijn pelgrimage. Net zoals de hoofdpersoon had ik de iPAD steeds bij de hand om ijverig namen, plaatsen en kunstwerken op te zoeken. Deze roman is werkelijk een goudklompje voor wie houdt van traag lezen over een fascinerend hoofdstuk kunstgeschiedenis.

De passie voor Claude is voor mij tegelijkertijd de achilleshiel van deze roman. Het blijkt niet vanzelfsprekend om de vier verhaallijnen telkens opnieuw zorgvuldig in elkaar te vlechten. Evenwicht en focus in de roman raken soms wat zoek, onder meer door enkele wijdlopige biografische uiteenzettingen. (Het zijn in elk geval mensen van vlees en bloed, geen bordkartonnen figuren.) De lezer kan al eens afdwalen en het overzicht verliezen. Mij is het enkele malen overkomen, anderen dan weer niet. En zij zullen vast ook Delpeuts breedvoerigheid betwisten. Ik zei het al eerder: ook een leeservaring is en blijft zeer persoonlijk.

Hoe het ook zij, laat mijn kritische kanttekening jullie zeker niet ontmoedigen om deze vuistdikke roman te lezen. Want In het zwart van de spiegel is een rijkgevulde schatkamer van originele overpeinzingen en beschouwingen (die vaak melancholisch van aard zijn) over kunst en natuur, over het leven en de liefde, over afscheid en vergankelijkheid. Over alles dat ons raakt en roert dus. Delpeut schenkt ons ook sublieme beschrijvingen van lucht en wolken, van licht en schaduw, van de natuur om ons heen. Het is een appel om de ogen te openen, meer zelfs, om àlle zintuigen aan te scherpen. In ieder geval kan ik niet meer naar het samenspel van natuur en licht kijken zonder aan Claude Lorrain te denken.

Het ganse boek is eveneens een uitnodiging om naar hartenlust woorden, zinnen of zelfs hele passages die jou aanraken, doen stilstaan of nadenken te onderstrepen of in de marge enkele uitroeptekens te zetten. Of zoals ik pleeg te doen: vlijtig overschrijven in een Schriftje voor Schone Woorden. (En stiekem hopen dat ik ook ooit in staat ben om zoveel fraais te bedenken.) Welke woorden precies doen vertragen, zal voor iedereen anders zijn. Dit is alvast mijn uitverkorene uit deze roman: “Tekeningen moet je in je handen houden om te begrijpen waar hun kracht zit. Ooit lagen ze in de schoot van de tekenaar, als een schetsboek, of als losse bladen in een leren band. Hoe dichter je bij die houding komt, hoe meer de tekening je haar leven geeft.”

Om stil van te worden.

De weg van de pelgrim

Over de historische authenticiteit en het artistieke niveau van de driedelige TV-reeks The Medici valt veel te zeggen. Normaal gezien ben ik best wel kritisch ingesteld, maar deze keer maalde ik er echt niet om. Meer zelfs, ik kon er niet genoeg van krijgen. Want ja, dit was het verhaal van de illustere familie de’ Medici, een naam die onlosmakelijk verbonden is met mijn grote liefde Firenze. Firenze … hoeveel duizelingwekkende schoonheid kan één stad eigenlijk herbergen? Deze stad roept mij, wenkt mij, trekt aan mij, zoals de verleidelijke gezangen van zoetgevooisde sirenes. Ik zou er steeds opnieuw heen willen.

In tijden van gesloten grenzen en opgelegde afzondering ben ik dan maar dagdromend onderweg. In gedachten flaneer ik door de straten en piazza’s van Firenze en volg er zichtbare en onzichtbare sporen van het verleden. De reisgids brengt me naar plaatsen en gebouwen met historische feiten en accurate beschrijvingen. De historische roman gidst me door de stad met beelden en verhalen over het hoe was of had kunnen zijn. Literatuur brengt me ver voorbij het zichtbare verleden, voorbij de feiten en cijfers. Deze keer maak ik zonder aarzelen de oversteek naar literatuur voor volwassenen. Zijn er dan geen jeugdboeken over Firenze? Toch wel*, maar niet één kan tippen aan het boek dat ik zo graag wil voorstellen.

In 1961 verscheen The agony and the ecstacy van Irving Stone, zonder meer een sublieme biografische roman over de Florentijnse gigant Michelangelo. In een sprankelende en meeslepende stijl (de beduimelde pagina’s zijn mijn getuigen) vertelt Stone over zijn leven en werk, zijn tomeloze energie, zijn triomfen en ontgoochelingen, zijn twijfels en ambities; en dat alles is intens verweven met de woelige ontwikkelingen in Firenze en Rome. Bovenal weet hij de essentie van de persoon Michelangelo uitstekend te vatten. Met name zijn grenzeloze passie voor beeldhouwkunst, want marmer is “de meest levende substantie ter wereld, het is ritmisch, toegankelijk, warm, levendig, meegaand, veerkrachtig en vol kleur.” Naar verluidt keek Leonardo da Vinci misprijzend neer op beeldhouwers; achtte hen niet hoger dan stoffige, onbehouwen steenkappers – tot grote woede van een diep gekrenkte Michelangelo. De vete tussen de twee kunstenaars wordt door Stone meesterlijk beschreven.

20200509_105012

Dit meesterwerk is helaas moeilijk in de bibliotheek te vinden. Het is wel online te koop of – zoals ik deed – in de shop van Museo dell’ Opera del Duomo. @j.b.d

Wat is over deze strijd der titanen feit en wat is fictie? Ik weet het niet en dat geeft niet, se non è vero, è ben trovato … De magische kracht van literatuur is immers eindeloos want kijk … Al bladerend glip ik via een geheime doorgang naar het jaar 1501 en naar de werkplaats van de Duomo, waar anonieme timmermannen, metselaars, steenhouwers, schilders en smeden met eeltige handen en gekromde ruggen aan het werk zijn. En ginds inspecteert Michelangelo liefdevol een marmerblok dat al vijftig jaar lang stof ligt te vergaren. Als enige ziet hij de vele beperkingen van dit blok als een grote troef. In stilte observeer ik zijn denk- en creatieproces: hoe hij zijn beeld al lang in het innerlijke van het marmer heeft gezien, en hoe hij precies weet hoeveel marmer hij kan weglaten tot de David zich uit de materie bevrijdt. En wanneer drie jaar later het monumentale beeld (5,5 meter!) met nauwelijks 1 meter per uur van de Duomo tot aan Palazzo Vecchio wordt gebracht, sta ik vol ontzag tussen het publiek te kijken. Dit standbeeld is ongezien! Dankzij The Agony and the ecstacy heb ik het ontstaan van dit meesterwerk van nabij mogen beleven. Niemand kan mij deze ervaring ontnemen.

David

Na turbulente tijden het symbool van het nieuwe Firenze

Mijn verbondenheid met Michelangelo was zo sterk dat ik bij zijn dood tranen in de ogen had. Ik voelde me verweesd, was enige tijd in mezelf gekeerd, als had ik een dierbare vriend verloren. Echt waar. Dat literatuur het hart op zo’n unieke wijze kan aanraken is voor mij ontegenzeggelijk pure magie!

Sindsdien ben ik vastberaden om in dit leven zoveel mogelijk sporen – nee, gulzig als ik ben, zeg ik – àlle sporen van Michelangelo te volgen, en te kijken en te blijven kijken naar zoveel meesterschap. De eerste halte van mijn pelgrimage wordt zijn Madonna met kind in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Brugge. In wezen vlakbij maar momenteel zo veraf. Het is niet anders. Maar verbaast het jullie dat ik sta te popelen van ongeduld?

* Het lege ei: over de koepel van Brunelleschi (Hedwig Van de Velde)/ Renaissance: over de gewelddadige machtsstrijd tussen Florentijnse families (reeks: Assasin’s Creed, Oliver Bowden)/ Paolo, leerling van Leonardo da Vinci (Hans Ulrich)

Kleurenkladders*

Ze komen wel eens per ongeluk in een schilderij terecht. En Lambik, tja die kan het natuurlijk niet laten om hun meesterwerken te “verbeteren”. Decennia lang al helpen Suske en Wiske en hun vrienden om artistiek erfgoed op leerrijke en geestige wijze te ontsluiten. Hun strips over bijvoorbeeld Bosch, Bruegel (twee maal), Rembrandt, Rubens, van Gogh en recentelijk van Eyck hebben voor ons een bijzondere waarde. Deze verhalen gidsen kinderen heel spontaan in de beeldtaal en wereld van deze meesters. En al meerdere malen bleken ze voor onze kinderen (en ongetwijfeld ook voor vele anderen) een blijvende referentie en een eenvoudig opstapje naar een museumbezoek. Vooral de Dulle Griet, die in de strip hun favoriete lappenpopje Schanulleke achterna zit, vergeten ze van hun leven niet.

dulle griet suske en wiske

De Dulle Griet uit de fantastische gelijknamige strip. Zij voelt zich ook in het jaar 1966 bijzonder goed thuis.

Laten we vooral niet smalend doen over stripverhalen. Ze bevatten soms meer verwijzingen naar kunst dan we zouden vermoeden. Alleen daarom al verdienen ze een plaatsje in kunsteducatie. Het hoeft niet altijd ‘het betere boek’ te zijn om een blijvende impact op kinderen te hebben. Want het is een algemene natuurwet: elk groot vuur ontstaat door een piepklein vonkje.

 

* naar de Suske en Wiske-strip “De kleurenkladder” over Vincent van Gogh.

In het kader van de Jeugdboekenmaand met als thema Kunst.

Ons papieren museum*

Het moet een gek gezicht geweest zijn, daar in de imposante Bruegelzaal van het Kunsthistorisches Museum in Wenen: een vierjarig meisje met haar duimpje in de mond dat steeds hardnekkiger aan de arm van haar moeke trekt, dreinend dat ze nú haar ijsje wil – het ijsje dat we zoals de sappige wortel voor de nukkige ezel na het museumbezoek hadden beloofd. Drie schilderijen kon ik haar bede weerstaan tot ik uiteindelijk met veel hartzeer de grootste Bruegelverzameling ter wereld moest achterlaten. (Gelukkig kon ik op een later tijdstip alleen en in alle rust terug.)

Wel ja, het is natuurlijk veel gemakkelijker om zonder kinderen naar musea of expo’s te gaan. We kozen er echter bewust voor om onze dochters al van kleins af aan onder te dompelen in kunst en cultuur. Ook al ging een bezoek wel eens gepaard met verveelde gezichten en een hoop gemopper.

Ik was destijds bijzonder verheugd om eindelijk de kunsttempel in Wenen te kunnen betreden. Niets gaat boven kunstwerken in het echt zien. En zij hebben op hun beurt onze ogen en onze aandacht nodig om werkelijk te bestaan. (En ook onze oren om ons te verleiden en toe te fluisteren: zie ik je gauw terug?) Maar al die parels en verborgen schatten hier en daar en ginds, daar kunnen we helaas niet zo maar heen. Dus reizen we naar onze papieren musea.

Keuze genoeg, ook wat het aanbod kunstboeken voor kinderen betreft. Over Appel, Bruegel, Bosch, Kandinsky, Magritte, Mondriaan en Rembrandt zijn er (prenten)boeken, maar ook over onder meer Jawlensky, Matisse, Toorop en Schiele. Een groot deel ontstaat uit de intense samenwerking tussen Gemeentemuseum Den Haag en Uitgeverij Leopold die sinds 2010 bij grote tentoonstellingen ook kinderkunstboeken uitbrengen met een vrije interpretatie van kunstenaar, leven en werk. 23 zijn er al gepubliceerd. Drie – en- twintig! Op dit vlak blijven Vlaamse uitgeverijen en musea vér achter, helaas. En waar blijven de stapels  kinderkunstboeken in de Vlaamse en Brusselse museumshops? Wat een gemiste kans is dit toch. (in Kazerne Dossin in Mechelen bijvoorbeeld is steeds een mooie keuze aan kinder- en jeugdliteratuur over oorlog en migratie beschikbaar.)

DSC_0400

Een catalogus én een kinderkunstboek bij een grote tentoonstelling. Dat is de evidentie zelve in Gemeentemuseum Den Haag.

Hoe mooi, boeiend en prikkelend is het resultaat wanneer het boek het jeugdige publiek ernstig neemt, hen iets wil bij leren zonder de lat te laag te leggen. Hierbij moet ik echt Ted van Lieshout vermelden: auteur, illustrator, beeldend kunstenaar en rasverteller die ook verscheidene originele kunstboeken voor kinderen en jongeren op zijn naam heeft. Zo gidst hij ons in Stil leven met een persoonlijke selectie door de Westerse kunstgeschiedenis. Op aanstekelijke wijze doet hij de lezer kijken en nadenken. En hij is heerlijk eigenzinnig, ietwat tegendraads soms: “Omstreeks 1425 werd Masaccio de meesterschilder van Italië gevonden. Dat heb ik gelezen, want anders had ik het niet geloofd. Toen ik zijn Jezus aan het kruis voor het eerst zag, dacht ik dat er een kluns aan het werk was geweest. Hij schilderde een Jezus zonder hals!” Deze opmerking neemt hij uiteindelijk terug, hoor. Maar wie anders zou zoiets durven schrijven? Had elke jongere maar zo’n boeiende leerkracht kunstgeschiedenis!

Dé favoriet van mijn kinderen is evenwel  Thé Tjong – Khing die met Kunst met Taart en Bosch: het vreemde verhaal van Jeroen, zijn pet, zijn rugzak en de bal… twee woordeloze prentenboeken over kunst maakte.

DSC_0401

Zo herkenbaar en toch steeds uniek.

Hoe doet Thé Tjong – Khing het toch? Want ook deze boeken hebben het stramien van zijn andere beeldverhalen, namelijk een spannende, avontuurlijke achtervolging om iets terug te halen (bij voorkeur een taart) waarbij we steeds meer verhaallijnen ontdekken. Geen woorden in deze boeken maar des te meer verhalen. We herkennen dit alles van vroeger werk en toch weet hij ons steeds heerlijk te verrassen. De magie van de Nederlandse meester kan ik vast wel omstandig analyseren en toelichten. Maar weet je wat, laat je zelf eens door hem betoveren. En ben je 6, 46 of 86 jaar… wat maakt het uit? Thé Tjong – Khing was zelf 83 toen hij Bosch’ verhaal creëerde!

 

* Naar het boek Papieren Museum: De engel met twee neuzen van Ted van Lieshout

In beeld #1

Bij valavond meldde ze zich bij het kamp van de troepen die haar stad belegerden. O ja, natuurlijk voelde ze de begerige blikken van de mannen op haar lichaam branden. Ze was dan ook een bijzonder bekoorlijke vrouw, als de zoete geur van pas ontloken bloesems. Maar ze keek strak voor zich uit, met een vastberaden gloed in haar ogen. Want zij, Judith (Judit) had een missie. Namelijk dit:

judith

De onthoofding van Holofernes door Judith                                                                                                                      @ Rébecca Dautremer                                                                                                                                          uit: Een Bijbel van Philippe Lechermeier, Ed Franck (vertaling)

In beeld is een nieuwe rubriek: omdat beelden verder reiken dan woorden, het onverwoordbare kunnen verwoorden*. De primeur is voor de fijnzinnige Franse illustratrice Rébecca Dautremer. Haar illustraties zijn uitgepuurde kunstwerken, verhalende creaties die geen woorden behoeven. Het zijn echte artistieke parels, zoals deze Judith en Holofernes. Bloedmooi doch meedogenloos is ze, de Judith van Dautremer.

Het bijbelverhaal van de Joodse weduwe Judith (Judit) die de Assyrische legeraanvoerder Holofernes verleidt en doodt en op die manier haar volk van de ondergang redt, is een populair onderwerp in de (schilder)kunst. Wandel gerust even rond in deze galerij. En geniet!, want elke Judith is uniek en bijzonder. Rébecca Dautremer hoort ook thuis in dit pantheon, niet?

* Omschrijving van illustratrice Sabien Clement.

Over dul zijn en dol zijn

Er is geen plek ter wereld waar ik nu liever zou vertoeven dan… Wenen, de oude keizerstad. En meer bepaald in het Kunsthistorisches Museum voor de majestueuze tentoonstelling over Pieter Bruegel de Oude. Ik lees en hoor dat dit exclusieve overzicht met tweederde van zijn schilderijen en de helft van zijn tekeningen de eerste vijftig jaar niet meer georganiseerd zal worden. Vijf-tig jaar, mijn God! Dan ben ik… 91. Zucht. Diepe zucht.

Want: wat houden wij van Bruegels fijnzinnige penseeltrekken, zijn compositorisch vernuft, zijn speelse eigenzinnigheid. Onze bewondering voor de Oude Meester wilden we dan ook graag al vroeg aan onze kinderen meegeven. “Bruegel? Die kennen wij al lang hoor!” zeiden ze achteloos. Of ze die dan van school kenden? Nee hoor, was hun antwoord, via een strip van Suske en Wiske. Ach ja, natuurlijk! Die heerlijke strip De Dulle Griet waarin zij door Barabas’ teletijdmachine naar het heden wordt geflitst, overal onheil aanricht en het in het bijzonder op Schanulleke heeft gemunt. Tja, een helleveeg die hun favoriete lappenpopje zo onheus behandelt, vergeten ze van hun leven niet.

Pieter Bruegel is zo veel meer dan de schilder van de “dansende boeren”. Dat bewijzen ook enkele jeugdauteurs en illustratoren die uit zijn rijkelijke oeuvre putten om hun eigen Bruegeliaanse wereld te scheppen. Er is de Dulle Griet van Geert De Kockere en Carll Cneut; met het mes tussen de tanden, stoutmoediger dan ooit gaat ze zélf de duivel in de hel halen. Of we dromen in de zwierige etsen van Arnoud Wierstra mee met een man die vliegen wil terwijl arbeiders naarstig aan de Toren van Babel bouwen (Babel). En bovenal is daar de goedmoedige jager van Sassafras De Bruyn (of is het zijn dartele hond?) die met ons via Bruegels wereld uiteindelijk naar zijn eigen paneel reist (De jager en zijn hond).

Drie prentenboeken als streling voor het oog. Ze gidsen kinderen heel spontaan in Bruegels beeldtaal en wereld. En of kinderen op die manier Bruegel leren waarderen!  En die bewondering zal blijven. En zo gebeurt het dat tijdens een gesprek over een eventuele orthodontische behandeling één van de kinderen vertwijfeld uitroept – en dit is geen verzinsel: “Maar ik wil helemaal geen breugel!”.

 

Ook niet in Wenen geraakt? Ach, dan bouwen we toch gewoon ons eigen museum via: www.insidebruegel.net

Een meisje in Brussel

Deze week liep ik nog eens binnen in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten op de Kunstberg in Brussel, in de afdeling Oude Meesters. Het was bijzonder lang geleden.
Ik wandelde van schilderij naar schilderij en mompelde meer dan eens woorden van ontzag bij zoveel meesterschap. (En was verbaasd dat verschillende schilderijen waren verwijderd wegens regeninsijpeling.)

Aan een zijpaneel – je kon er zo aan voorbij lopen – hing een klein portret van een jong meisje, geschilderd door een anonieme meester (eerste kwart 16de eeuw). Ze kijkt weg van de toeschouwer, haar blik is ernstig – of is het droevig of boos?. Wat denkt ze? Wat voelt ze? Het is gissen. Het lijkt mij alsof ze niet tot deze wereld behoort. Bij nader toezien houdt ze in haar handen een dood vogeltje.

Het meisje met de dode vogel

@ Meisje met de dode vogel, inv.4434, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten Brussel

Het meisje met de dode vogel” raakte me meteen. “Dat is van Ingrid Godon!” herhaalde ik steeds in gedachten. Echt, dit meisje deed me zo denken aan de portrettengalerij die Ingrid Godon maakte voor het boek “Ik wou” met Toon Tellegen. Deze gedachte liet me niet meer los.

Ingrid Godon

@ Toon Tellegen en Ingrid Godon (ill.), Ik wou, Uitgeverij Lannoo

Zou Ingrid Godon dit portret kennen, vroeg ik me af. Zou ze zich op dit meisje geïnspireerd hebben? Ze houdt van portretten van Italiaanse en Vlaamse meesters; het is een bron van inspiratie – dat weten we uit de inleiding van “Ik wou”. Maar dit specifieke portret?

Ik zou het haar kunnen vragen, maar ach, mij maakt het eigenlijk niet uit. Want komt Inspiratie, die haast letterlijke inblazing van ideeën, immers niet voort uit het kostbare weefsel van indrukken, ervaringen, herinneringen?
Ja, misschien neemt mijn fantasie een loopje met mij, hoor! Hoe het ook zij, het blijft toch mijn eigen mooie verhaal…

(Laat dit bericht ook een uitnodiging zijn om de tijdelijke tentoonstelling “De mooisten van het land. Een portrettengalerij” rond illustratoren Ingrid Godon en Fatinha Ramos te bezoeken. In Villa Verbeelding (voormalig Literair Museum) in Hasselt, tot 12 januari 2019. Meer informatie via www.villaverbeelding.be

 

 

Kunst kijken in Mechelen

Deze week deden wij onder een stralende zon de kunstroute “Grote Kunst voor Kleine Kenners“, naar het gelijknamige werk van illustratrice Thais Vanderheyden.

Nee, ik heb het niet over de populaire doe – expo in Fort Napoleon in Oostende. Wel over de korte wandeling (30 min.) in de oude binnenstad van Mechelen langs tien bewerkte meesterwerken op… jawel… elektriciteitskasten. (Jammer genoeg zijn enkele kasten niet goed zichtbaar. Mensen die de kunstroute niet kennen wandelen er vaak nietsvermoedend voorbij. Een gemiste kans.)

Grote Kunst1

Thais Vanderheyden bewerkte beroemde meesterwerken, gaande van Van Eyck tot Jackson Pollock, door dieren als personages te gebruiken en grappige details toe te voegen. Op die manier kunnen kinderen spelenderwijs kennis maken met kunst met grote K.
Zeer zeker een nobele opzet.

En toch, de boekenreeks kan mijn kinderen niet echt bekoren. Slechts bij uitzondering zijn ze enthousiast over de bewerkingen. Veel liever bewonderen ze het origineel – dat ze al kennen van een museumbezoek of van op school, of dat een aangename eerste kennismaking is. Mijn 11-jarige en 8- jarige vinden zich ook te oud voor deze boeken. Ook al vallen ze duidelijk binnen de doelgroep; zijzelf beschouwen het als een reeks voor jongere kinderen.
Een uitgesproken mening dus.

Maar, doe zeker deze wandeling in het mooie historische centrum van Mechelen. Dat is gewoon een kunstwerk op zich!

(Meer informatie over de wandeling via http://www.uitinmechelen.be)