Luisterpunt

(Over de Luisterpuntbibliotheek)

Soms gaat lezen moeilijk door dyslexie, visuele of motorische beperkingen. Een gewoon boek lezen wordt dan een ontmoedigende worsteling. Kinderen, jongeren en volwassenen met een leesbeperking kunnen gebruik maken van de online (en gratis) bibliotheek Luisterpunt. Luisterpunt biedt drie soorten boeken aan: Daisy-luisterboeken op CD of in de Anderslezen-app, groteletterboeken en boeken in braille. De collectie telt momenteel zo’n 50 000 boeken in alle mogelijke genres, gaande van poëzie tot kookboeken en anderstalige boeken. Er zijn ook 8 000 jeugdboeken, waaronder de boeken van de Leesjury. Ook fysieke bibliotheken hebben boeken van Luisterpunt in hun rekken.

Anders dan gewone luisterboeken heeft een Daisy-luisterboek een afstelbare voorleessnelheid. Kinderen met bijvoorbeeld dyslexie kunnen zo op hun eigen leesritme in het boek meelezen. Ze luisteren én lezen tegelijkertijd, met het luisterboek als hulpmiddel bij het lezen. (Ze mogen natuurlijk ook gewoon luisteren.) Dat ze dezelfde boeken kunnen lezen als hun leeftijdsgenoten stimuleert vanzelfsprekend hun zelfvertrouwen.

Vorig jaar had ik in mijn leesgroepje voor de Leesjury een meisje dat de acht boeken met de Anderslezen-app las. Ze was een echte boekenwurm, net zoals de andere lezers. Ook wie moeite heeft met lezen kan toch veel van boeken lezen houden.

Enkele recente boeken ingelezen door de auteur

In het kader van de Week van Dyslexie 1 – 8/10/2023 www.ikhaatlezen.be

Zeggenschap

(Over literaire prijzen en publieksprijzen)

Literaire prijzen De Boon voor Kinder- en Jeugdliteratuur, de Woutertje Pieterseprijs, de Gouden Griffel en Gouden Penseel, de Theo Thijssen-prijs, de Max Velthuijs-prijs, het Prentenboek van het Jaar, de Nienke van Hichtum-prijs, de Thea Beckman-prijs, de Gouden Poëziemedaille. Dat zijn momenteel alle literaire prijzen voor (oorspronkelijk) Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur. Niet slecht voor een kleine taalkundige regio, lijkt me – al is er een duidelijk geografisch onevenwicht, want Vlaanderen reikt met de Boon en de Gouden Poëziemedaille slechts twee trofeeën uit. Literaire prijzen zijn als aanmoediging en waardering voor auteur of illustrator van wezenlijk belang, zeker ook op financieel vlak. Voor kinderen (én volwassenen) vormen ze eveneens een belangrijke wegwijzer in het ruime boekenaanbod. Ook voor mij zijn ze een gids en baken.

Toch roepen deze prijzen ook vragen op. Zijn de bekroonde boeken niet vooral nicheboeken die de “modale” jonge lezer moeilijk bereiken? En in hoeverre dragen ze bij tot intrinsieke leesmotivatie en leesplezier van bijvoorbeeld occasionele of moeilijke lezers? De genomineerde en gelauwerde boeken (of auteur/illustrator bij een oeuvreprijs) hebben immers steeds een zekere literaire kwaliteit met een rijke taal, bijzondere illustraties of een geraffineerde verhaallijn. Het zijn wat men noemt “de betere boeken”. Laagdrempelige en populaire titels met veel plaatjes zoals Het leven van een loser, De waanzinnige boomhut of De keukenprins van Mocano zullen we nooit op een longlist vinden. Elke selectie, nominatie en bekroning is daarenboven in handen van een vakjury van volwassenen met kennis van zaken. Kinderen en jongeren – nochtans het doelpubliek – worden hierbij niet gehoord.

Publieksprijzen De Leesjury en de Poëziesterren zijn kinderen en jongeren wel aan zet. (Daarnaast zijn er nog enkele jongerenjury’s met een beperkte actieradius, zoals de Jonge Beckman-prijs voor historische jeugdromans en De kleine Cervantes, een lokaal Gents initiatief voor het eerste en tweede middelbaar.)
De Leesjury ontstond in 1981 als Kinder -en Jeugdjury (KJV) en is uitgegroeid tot een jaarlijkse leescommunity van meer dan 11 000 lezers van 4 t.e.m. 18 jaar, met vooral kleuters en lagere schoolkinderen. Per leeftijdscategorie bespreken de juryleden op individuele basis of in leesgroepjes zes of acht boeken, om uiteindelijk het beste boek te kiezen. De Poëziesterren voor het mooiste gedicht worden dan weer tweejaarlijks uitgedeeld door leerlingen van het kleuter – en lageronderwijs en het secundair onderwijs. De selectie van de titels van de Leesjury en de Poëziesterren mag dan wel door volwassenen gebeuren, de uiteindelijke bekroning is in handen van het doelpubliek zelf. Het zijn met andere woorden publieksprijzen of populariteitsprijzen die door auteurs en illustratoren oprecht worden gewaardeerd. En niet onbelangrijk om te vermelden: deze twee publieksprijzen van jonge lezers bestaan dan weer enkel in Vlaanderen.

Drie boeken van de Leesjury. Welke titel valt bij kinderen in de smaak?

Stem De Leesjury wil zoveel mogelijke lezers bereiken om hun leesplezier te stimuleren maar hen ook als lezer te doen groeien. Een uitgebalanceerde leeslijst met veel variatie is dan ook een absolute must. Zo zullen het 3de en 4de leerjaar dit jaar niet alleen gevestigde namen als Bart Moeyaert en Joke Van Leeuwen lezen, maar ook een laagdrempelig, geestig en flitsend boek als Bob Popcorn. Ik heb een sterk vermoeden dat Bob Popcorn bij veel kinderen in de smaak zal vallen. Misschien is het zelfs een potentiële winnaar. Ik ben ook benieuwd naar hun oordeel over het door volwassenen bejubelde Misjka van Edward van de Vendel dat dit jaar de Vlaamse Boon voor Kinder- en Jeugdliteratuur won. Zullen de jonge lezers zich even lovend uitspreken? Soms zijn hun beider standpunten gelijklopend, zoals bij het prentenboek Een zee van liefde van Pieter Gaudesaboos dat in 2022 de Boon won en een mooie 3de plaats bij de Leesjury behaalde. Soms durven ze al eens een heel andere richting uitgaan, met De waanzinnige boomhut van 13 verdiepingen als evident voorbeeld. Dit eerste deel van de bijzonder populaire reeks (ondertussen telt de boomhut geloof ik al 156 verdiepingen) won in 2015 overtuigend de Leesjury maar werd door mening volwassen selectielezers als een “verschrikkelijk” boek beschouwd. In de meeste gevallen bekronen ze een boek dat nauw aansluit bij hun leefwereld, waarin ze zich kunnen herkennen of dat in tekst en/of illustraties spannend, grappig of avontuurlijk is. Boeken waar zíj́ van houden dus. Volwassenen kunnen via de Leesjury trouwens voeling houden met de interesses en voorkeuren van kinderen en jongeren; kwestie van de ivoren toren te vermijden. En nee, de bekroonde boeken zijn niet allemaal pulpboeken of “verschrikkelijke” boeken. Wel integendeel hun keuzes getuigen dikwijls van ernst en goede smaak. Ze nemen hun stem niet licht op.



Tekstkritiek

Over Pim Begin februari ontstond in Nederland grote beroering rond auteur Pim Lammers (1993). Na ernstige online bedreigingen en haatberichten trok hij zich terug als gastauteur voor de Nederlandse Kinderboekenweek.

In zijn poëzie en prentenboeken voor kinderen staat diversiteit inzake gender, seksualiteit en gezinsvormen op een speelse en vanzelfsprekende manier centraal. In zijn verhalen voelt een lammetje zich een varkentje, huwt de prinses een meisje (beiden van kleur,), is een jongetje verliefd op zijn meester en heeft de boer een oogje op de dierenarts – en dat is allemaal doodnormaal. Hij is een populaire en veelgeprezen auteur. Ook ik vind hem goed en ik weet uit ervaring dat zijn boeken ook bij kinderen in de smaak vallen.

Lammers is in eerste instantie een jeugdauteur, al heeft hij ook enkele kortverhalen voor volwassenen op zijn naam. Over een van deze kortverhalen ontstond de ophef. In 2016 publiceerde Lammers als prille twintiger De trainer op een online schrijversplatform. Nogmaals, het is een fictief verhaal voor volwassenen. In een handvol pagina’s beschrijft hij onverbloemd hoe een jongen van 12 à 13 jaar geniet van de seksuele aanrakingen van zijn volwassen trainer. Uit juridisch en maatschappelijk oogpunt is dit een pedofiele relatie – ongepast en strafbaar. Daar is iedereen, zowel sympathisanten als critici (zeg maar tegenstanders en haters) van Lammers, het over eens.

Ongemak Ik heb De trainer ook gelezen (het staat nog steeds online). En in alle eerlijkheid, initieel voelde ik een zeker onbehagen – en ik bleek als sympathisant lang niet de enige. Deze “positieve” ervaring had ik helemaal niet verwacht; ik had zelfs nooit echt bij deze mogelijkheid stilgestaan. Dat deze tienerjongen verlangt naar deze pedoseksuele handelingen staat immers haaks op het algemene, harde beeld van getraumatiseerde slachtoffers.

Misschien raakt Lammers’ kortverhaal ook iets in mij dat ik als ouder niet echt wil weten en me daarom een onbehaaglijk gevoel geeft. Dat een prille tiener niet meer per definitie een seksueel “onschuldig” kind is, bijvoorbeeld. Dat deze jongen in kwestie die mijn zoon zou kunnen zijn, in de biologische overgangsfase van kind naar jongvolwassene zijn lichaam verkent en bepaalde lichamelijke sensaties als prettig en spannend kan ervaren – ook al zijn deze handelingen laakbaar en strafbaar. Wat zou in zo’n situatie mijn reactie als ouder zijn? Wat zou de jouwe zijn? En hoe staan we als ruimdenkende lezer tegenover dit verhaal? Dat zijn ongemakkelijke vragen waarbij we kunnen wegkijken, de schouders ophalen of onszelf confronteren. Ja, Lammers daagt ons als lezer en mens uit om ook onze eigen percepties in vraag te stellen.

Voor en tegen Tegenstanders vonden het kortverhaal fout, verwerpelijk en “misselijkmakend”. De auteur zelf was een “viespeuk” die pedofilie verheerlijkte, niets meer niets minder. Sympathisanten daarentegen verklaarden unisono dat dit kortverhaal een vorm van literaire vrijheid is en dat fictie een vrijplaats is waar alles kan en mag geschreven worden, met eigen regels, taal en symbolen. En ja, fictie mag prikken, schuren, wringen en uitdagen. Als vrijhaven staan literatuur en fictie op zichzelf, los van elke vorm van politiek en identiteitsdenken. Dat de critici bovendien geen onderscheid maken tussen de auteur Lammers en de tekst die hij geschreven heeft, is dan ook een teken dat ze helemaal niet begrijpen wat fictie en bij uitbreiding literatuur precies inhoudt. Deze opmerkingen hadden soms een behoorlijk hovaardige ondertoon, vond ik, in de trant van jullie kennen helemaal niks van literatuur, stelletje dommeriken. Je kan me zeker een sympathisant van Lammers noemen, maar ik heb toch twee bedenkingen bij deze argumenten. (Hierbij maak ik dankbaar gebruik van de scherpe analyse van auteur Tom Naegels.)

Kanttekeningen Eerst even terug naar De trainer. In een recent interview gaf Pim Lammers toelichting bij het gewraakte kortverhaal. Het is, zo stelt hij, een verhaal over een eenzame tiener die zich gezien voelt door zijn trainer, waarbij op subtiele wijze misbruik wordt gemaakt van zijn gevoelens. Alleen, deze context is helemaal niet duidelijk tijdens het lezen. De lezer moet bijzonder goed tussen de regels kunnen lezen en interpreteren, en dan nog blijft de psyche van de tienerjongen vaag. Ook de verborgen momenten van afkeuring, zoals het fluitsignaal op het einde van de voetbalwedstrijd, zal wellicht vooral op een heel andere, letterlijke manier gelezen worden. Zo heb ik het toch geïnterpreteerd, of misschien ken ook ik niks van literatuur…? Nee, ernstig, ik bedoel maar dat dit verhaal klaarblijkelijk een complexiteit heeft die zelfs ervaren lezers niet zonder meer zullen opmerken. Lammers’ duiding werpt een ander licht op het kortverhaal, dat is zeker.

Los daarvan gaat deze polemiek over veel meer dan dit ene kortverhaal. Het is niet zomaar een banaal relletje dat wel zal overwaaien. De status van literatuur (ook kinder- en jeugdliteratuur) zelf is de inzet van de hele discussie. Deze discussie is zeker niet beperkt tot het rechtse of conservatieve segment van het maatschappelijke spectrum. Na Lammers volgde al snel commotie over tal van aanpassingen door sensitivity readers* in het Engelstalige oeuvre van icoon Roald Dahl – waarbij de vervanging van ‘dik’ door ‘enorm’ toch wel een van de opvallendste was. En er zullen ongetwijfeld nog incidenten plaatsvinden waarbij vanuit een bepaalde hoek (radicaal-rechts, identitaire bewegingen maar ook sensitivity readers, bewegingen rond diversiteit en inclusie…) kanttekeningen worden geplaatst bij deze of gene auteur of boek.

Literatuur (hier: fictie) staat immers niet buiten de tijd. De appreciatie van literatuur is steeds ingebed in een maatschappelijke context die voortdurend evolueert. Wat bijvoorbeeld in de jaren ’60 als goede, aanstootgevende of populaire fictie werd beschouwd, krijgt nu vaak een heel andere waardering. Ook een individuele auteur leeft en schrijft binnen een specifieke tijdsgeest en heeft persoonlijke voorkeuren. Lammers schrijft over diversiteit en LGBTQAI+-thema’s omdat hij dat belangrijk vindt, en de literatuurwereld publiceert en promoot zijn werk omdat ze achter deze waarden staan. Zijn tegenstanders daarentegen hebben veel moeite met deze waarden en verzetten zich tegen deze thema’s in literatuur (kinder- en jeugdliteratuur). Of ze al dan niet iets van literatuur kennen is niet de juiste vraag. Met dit argument gaan we immers voorbij aan de ware kern van deze hele zaak. Het gaat met name over hun maatschappijvisie met specifieke waarden en normen die bepaalt welke literatuur ze waarderen en afkeuren. Ook de sympathisanten van Lammers hebben een bepaalde maatschappijvisie en al dan niet impliciete waardering van bepaalde literatuur. Hun argument van literaire vrijheid is op zijn minst relatief en selectief te noemen.

Laten we even bij een paar voorbeelden stilstaan. Hoe zou de literaire wereld reageren op een kortverhaal van een populaire kinderauteur dat homoseksualiteit als vies beschouwt. Zouden we dan ook nog zeggen dat in literatuur alles mag en kan? In 2020 zorgde de Nobelprijs voor Literatuur voor Peter Handke binnen de literatuurwereld voor controverse. Handke is een “reus van een auteur” maar ook groot sympathisant van de Servische oorlogsmisdadigers Karadzic en Milosevic. Prominente stemmen veroordeelden dat in dit geval succesvol schrijverschap primeerde op het ethische handelen van de auteur. En hoe staan we nu tegenover het oeuvre van Jef Geeraerts? In 2015 werd hij met zijn populaire boek Gangreen in de literaire canon van de Nederlandstalige literatuur opgenomen. Amper vijf jaar later, in 2020, werd hij genadeloos uit de canon geschrapt en is hij als ooit gevierde auteur helemaal van zijn voetstuk gevallen. Volgens de literaire commissie is Geeraerts’ visie op kolonialisme en vrouwen… “misselijkmakend”. Is dat niet exact hetzelfde argument van de tegenstanders van Lammers’ kortverhaal?

De hetze rond Pim Lammers is niet onschuldig, het is een teken van wat broeiten smeult in de samenleving, en dat is ernstig te nemen. Aan de (radicaal) rechterzijde spreekt men van een heuse cultuurstrijd (hun terminologie). We houden onze argumenten om onze houding te bepalen dus maar beter kritisch tegen het licht. Bij courante argumenten als ‘literaire vrijheid’ en ‘niks van literatuur kennen’ plaatsen we alvast best enkele grote vraagtekens.

* literair werk van vroeger en nu nalezen op aanstootgevende inhoud, stereotypen en vooringenomenheid (gevoeligheden dus) en wijzigingen voorstellen

Lezen en laten lezen

Ik kan het niet verbloemen: Vlaanderen is het kneusje van de klas.

Nu ja, toch wat leesvaardigheid (begrijpend lezen) en leesmotivatie/leesplezier betreft. Ik schreef al eerder dat we op desbetreffende internationale rankings flink naar beneden tuimelden, in die mate zelfs dat het zeer verontrustend te noemen is. De Vlaamse overheid lanceert nu samen met een aantal relevante partners een heus Leesoffensief. Naar het succesvolle voorbeeld van Ierland werden vijftig concrete acties over maatschappelijke domeinen als onderwijs, cultuur en welzijn heen ontwikkeld. Leesvaardigheid staat immers niet op zich; het is essentieel voor alle andere schoolvakken en voor vaardigheden als mediawijsheid en kritisch denken.

De aankondiging van het Leesoffensief viel wat tussen de plooien van alle coronanieuws, dus licht ik graag enkele krachtlijnen van dit ambitieuze tienjarenplan toe. Vlaanderen wil binnen de tien jaar in de top vijf van landen met de beste leesvaardigheid staan. Dat deze steile klim niet onmogelijk is heeft Ierland bewezen. Het actieplan richt zich in eerste instantie tot zwakke lezers, niet-lezers en jonge kinderen die niet in een leesomgeving opgroeien. Nee, zij moeten niet per se fervente boekenwurmen worden maar op zijn minst moeten ze meer dan nu het geval is de kans krijgen om geprikkeld te worden, om de kracht van verhalen te ontdekken, om te ervaren dat lezen ook voor hen betekenisvol is. Bij deze kinderen wordt met andere woorden zo vroeg mogelijk de intrinsieke leesmotivatie en het leesplezier gestimuleerd. Zo wordt Boekstart – voor baby’s en peuters en hun ouders – naar de kleuters uitgebreid. Daarnaast wordt voorlezen belangrijker dan ooit; niet alleen op school, in de kinderopvang of thuis maar werkelijk overal, bijvoorbeeld ook in de jeugdbeweging. Natuurlijk krijgt ook het onderwijs bijzondere aandacht, met meer ondersteuning bij de ontwikkeling van een inspirerende leesomgeving en intensieve bijscholing en aanmoediging van leerkrachten (van alle vakken), kinderbegeleiders en vooral leraren-in-opleiding. Het Leesoffensief wil ook auteurs en (potentiële) lezers met elkaar in contact brengen, door bijvoorbeeld meer auteurslezingen op school. Het actieplan breidt voornamelijk bestaande initiatieven verder uit. En ja, de Vlaamse overheid voorziet hiervoor gelukkig extra middelen, twee miljoen euro om precies te zijn. (Ik heb geen idee of dit voor deze ambitieuze plannen voldoende is.)

Quentin Blake, Mathilda

Vreemd genoeg worden de oorzaken van de opmerkelijke Vlaamse achteruitgang (alweer) niét onderzocht. Hebben de concrete acties dan wel stevige fundamenten, zo vraag ik me toch af. Literatuuronderzoekers wijzen vaak naar de sterke digitalisering van de leefwereld van kinderen en jongeren als een van de belangrijkste oorzaken. Ongetwijfeld heeft de snelle en flitsende digitale media invloed op lang en geconcentreerd lezen (diep lezen) maar op zich is dit geen doorslaggevende verklaring voor de ondermaatse Vlaamse prestaties. Ook toplanden als Finland, Polen en Ierland zijn immers digitale samenlevingen; de hoofdoorzaken moeten dus ook elders liggen. Zou het bijvoorbeeld niet interessant zijn om de kwaliteit van ons leesonderwijs grondig door te lichten?

Hoe het ook zij, leesvaardigheid belangt ons allemaal aan. Ik juich het actieplan toe en verspreid dan ook graag het leesvirus. Doe jij ook mee?

Ze lezen niet meer (over de leesdip bij jongeren)

(5 min. read)


Over toen
Ik heb in mijn jeugd geen enkel boek van Roald Dahl gelezen. Meer zelfs, ik had in die tijd nog nooit over hem gehóórd. De Grote Vriendelijke Reus, Mathilda, Daantje, Sjakie, Willie Wonka en al die andere iconische personages van Roald Dahl waren vreemden voor mij. In jeugdliteratuurkringen wordt deze uiting van literaire barbaarsheid vaak op groot ongeloof onthaald. Meestal haal ik dan ietwat beschaamd mijn schouders op. Het is inderdaad opmerkelijk nu ik erop terugkijk. Klaarblijkelijk heb ik zijn oeuvre in onze kleine bibliotheek over het hoofd gezien – ik veronderstel dat zijn boeken er toch te vinden waren. Het is vooral opvallend dat zelfs op de lagere school niemand deze gretige lezer naar Dahls fantastische verhalen heeft geleid.
Tips en aanmoedigingen heb ik ook echt gemist toen ik als dertienjarige het beperkte aanbod in de jeugdafdeling was ontgroeid en geen flauw idee had van wat ik nu kon lezen. Ik doolde doelloos rond in de bibliotheek, koos titels die niet bij me pasten, was te bedeesd om advies te vragen en haakte al gauw gedesillusioneerd af. De gepassioneerde lezer was niet meer. Mijn leesdip heeft flink wat jaren geduurd want gaandeweg kreeg ik andere interesses waarbij lezen niet belangrijk was.

Van ontnuchtering …
De leeftijd rond 12 – 13 jaar is nog steeds een cruciale lees-leeftijd. Rond die leeftijd begint de belangstelling voor lezen significant af te nemen. De Vlaamse cijfers inzake leesplezier zijn ontluisterend. Volgens vergelijkend internationaal onderzoek* leest een derde van de Vlaamse tienjarigen voor het plezier – in 2006 was dat nog bijna de helft. Bijna een derde heeft dan weer een negatieve houding t.o.v. lezen. Vlaanderen bengelt op dit vlak samen met Nederland en Zweden helemaal onderaan in de groep van 16 West-Europese landen. In diezelfde groep scoren Portugal, Spanje en Ierland het hoogst inzake leesplezier.
Van de Vlaamse vijftienjarigen beschouwt nog slechts 17% lezen als een hobby en zowat de helft vindt lezen puur tijdverlies – dit cijfer is het hoogste van alle 79 deelnemers. Ook tal van andere Europese landen scoren onder het internationale gemiddelde. Het leesplezier blijkt dan weer het sterkst in China, Turkije, de Verenigde Arabische Emiraten, Colombia en Mexico en wat Europa betreft in Moldavië, Bulgarije en Polen.
Deze onderzoeken zijn internationale referenties, al wil ik ook enkele kanttekeningen maken. Wat wordt hier bijvoorbeeld onder de noemer ‘lezen’ verstaan? Gaat het enkel over het lezen van boeken of worden strips, tijdschriften of kranten (al dan niet digitaal) ook meegerekend? En wat en hoe was de vraagstelling? Bovendien komt het leesplezier enkel zijdelings aan bod; de focus is namelijk het meten en vergelijken van de leesvaardigheid en het begrijpend lezen. En er is evenmin enige toelichting over de mogelijke factoren bij het bescheiden leesplezier of de grote onderlinge verschillen. Het zijn in feite statistieken zonder veel analyse of duiding. Een helder beeld van de drempels, stimuli en opportuniteiten m.b.t. de leescultuur van kinderen en jongeren lijkt me nochtans primordiaal om een concreet en daadkrachtig leesbeleid te formuleren. Verrassend genoeg is er op dit vlak weinig onderzoek.

naar alarm
Voor beide leeftijdsgroepen is er dit jaar een nieuw ijkpunt. Ik ben nu al benieuwd naar de Vlaamse resultaten, in het bijzonder naar de houding van de tienjarigen. Toen in 2016 bleek dat ook het niveau van de leesvaardigheid (begrijpend lezen) in het Vlaamse basisonderwijs een flinke deuk kreeg – in West-Europa deden enkel Wallonië en Frankrijk het slechter – gingen op het departement Onderwijs de alarmbellen af. Er was nu – naast de verminderde aandacht voor begrijpend lezen an sich – ook een onweerlegbaar verband tussen de achteruitgang in leesvaardigheid en het lage leesplezier. Het is immers geen hogere wiskunde: wie meer voor het plezier leest wordt een steeds vaardiger lezer, wat op zich dan ook weer het leesplezier aanscherpt. Leidraden en (proef)projecten werden opgesteld om het leesonderwijs te professionaliseren, van de school een inspirerende leesomgeving te maken en bovenal de intrinsieke leesmotivatie – de innerlijke drijfveren om te lezen waarvan het leesplezier er één is – te stimuleren. Zou dit nieuwe leesbeleid al zijn vruchten afwerpen? We zullen zien. (Het leesbeleid zal ik wel eens in een andere blogpost uitklaren.)

Over Netflix en … onszelf
Voor de vijftienjarigen is er momenteel geen overkoepelend actieplan. Nochtans daalt ook in deze groep de gemiddelde Vlaamse score in leesvaardigheid significant. Dankzij een recent Nederlands onderzoek (midden 2020) bij een representatieve groep van jongeren tussen 12 en 20 jaar hebben we wel aanknopingspunten over hun leescultuur. Ik neem aan dat hun vaststellingen in grote lijnen ook voor Vlaamse jongeren gelden. We kunnen er nogmaals niet omheen: flink wat jongeren houden niet lezen, een kleine groep heeft er zelfs een hekel aan. Wat zijn hiervan de oorzaken? Wat denk jij? Denk je aan de alomtegenwoordigheid van Netflix, sociale media en gameconsoles als voornaamste oorzaak?

Het is inderdaad verleidelijk om te poneren dat deze nieuwe vormen van communicatie en entertainment verantwoordelijk zijn voor de verminderde leesinteresse bij jongeren, maar de realiteit bevat zoals zo vaak veel meer nuances. Digitale media blijkt niét de doorslaggevende verklaring voor de teruggang in leesplezier en leesvaardigheid bij Vlaamse jongeren (waarmee ik natuurlijk niet de impact wil minimaliseren). Globaal gezien hebben immers heel wat jongeren uit de deelnemende landen toegang tot series, games, smartphone of Instagram, dus hoe verklaren we de grote verscheidenheid die de internationale onderzoeken duidelijk onthullen? Heeft het dan ook met het onderwijssysteem (bijvoorbeeld verplichte lectuur versus vrije boekenkeuze?), didactiek, cultureel bewustzijn of mentaliteit te maken? Dat weten we niet zoals ik al aangaf.
Blijft natuurlijk wel dat veel jongeren, ook diegenen met een hoge leesmotivatie, in hun beperkte vrije tijd sociale media, muziek, TV en games (of andere waardevolle interesses zoals sport, jeugdbeweging of vrienden) boven boeken lezen verkiezen. Het vraagt veel minder inspanning en concentratie en wordt als cooler, socialer en dynamischer ervaren. Ik heb het hier thuis vanop de eerste rij mogen aanschouwen: door het intense schoolleven verdwenen bij de veellezende oudste (nu 14 jaar) de boeken al gauw op de achtergrond. Lezen werd iets voor in de vakanties en zich ontspannen doet ze vooral via Netflix, muziek (Michael Jackson!) en andere hobby’s. Maar ik maak me geen zorgen; ze heeft nog altijd haar boekenogen wanneer ze tijd maakt voor een goed verhaal. Het leesvlammetje is er nog. (Oef!)

En laten we ook eens eerlijk naar onszelf kijken. Ben jij altijd in de stemming om aandachtig te lezen of verkies je na een lange dag TV of Netflix (waar trouwens uitstekende series en films te zien zijn) of wat in het rond surfen, scrollen, swipen en skimmen? En we lezen over het algemeen met z’n allen veel minder; dus een beetje mededogen voor jongeren is wel op zijn plaats.

Over nu
Moeten we dan niets doen om lezen bij jongeren te stimuleren? Natuurlijk wel. (En ook even bekijken of te veel stimuleren niet averechts werkt.) Die ene magische formule bestaat helaas niet, het is en blijft een grote uitdaging om deze moeilijke doelgroep te bereiken. Ook hier geeft het Nederlands onderzoek handvaten voor een nieuw leesbeleid. De details zijn voor een andere blogpost, maar in elk geval moeten alle actoren in de boekenbranche zich nog meer richten op de leefwereld van jongeren. En wat we er ook mogen van vinden, hun leefwereld is nu eenmaal door en door digitaal. En ze weten vaak niet wat of hoe. Tot mijn grote verbazing blijken veel jongeren nog steeds moeite te hebben om een geschikt boek te vinden. Nochtans zijn er nu veel (te veel?) kanalen om tips te vinden, zoals leesacties en evenementen (bijvoorbeeld de Leesjury, voorheen Kinder-en Jeugdjury), aanbevelingen en recensies op websites en Instagram of een aparte afdeling voor jonge adolescenten in de bibliotheek. Op het vlak van communicatie, ondersteuning en bereik is duidelijk nog veel werk aan de winkel.

O ja, voor wie zich zorgen maakte: tussen Roald Dahl en mij is het helemaal goed gekomen. Hij mag dan ook niet in onze literaire canon ontbreken. Uit zijn omvangrijke oeuvre kiezen we Sjakie en de chocoladefabriek (Charlie and the Chocolate Factory), dat heerlijke verhaal over een arm jongetje dat de fantastische snoepfabriek van de excentrieke Willie Wonka mag bezoeken en uiteindelijk zijn opvolger wordt. Denk je misschien bwa een boek, liever niet … Geen nood! De verfilming staat … op Netflix.

Charlie and the Chocolate Factory (film).png


*Onderzoek naar leesvaardigheid en leesmotivatie: vijfjaarlijks PIRLS-onderzoek met 54 landen en regio’s voor de tienjarigen (laatste onderzoek: 2016) en driejaarlijks PISA-onderzoek voor de vijftienjarigen met 79 landen en regio’s (laatste onderzoek: 2018).