In mijn geboortestreek wordt op 11 november Sint-Maarten gevierd. Die dag is de naamdag van Martinus van Tours (4de eeuw), die als soldaat de helft van zijn mantel aan een arme bedelaar schonk en uitgroeide tot een populaire katholieke heilige met een eigen uitbundig volksfeest. (Bruegel zette het Sint-Maartensfeest op doek.) In sommige dorpen in de buurt is het zelfs Sint-Maarten die als grote kindervriend speelgoed en lekkers brengt en niet Sinterklaas.
Ik herinner me nog levendig hoe de opwinding al dagen vooraf begon bij het maken van onze lantaarn, ons pronkstuk. Dat was niet niks hoor; het was precisiewerk: een inkerving te veel of te diep en we konden helemaal opnieuw beginnen. Eerst holden we met een lepel ijverig een voederbiet uit, diep, breed en stabiel genoeg om een kaars in te zetten. Met een scherp mesje sneden we er vervolgens sierlijke figuren en patronen in en tot slot maakten we een stevig touw aan beide zijden vast om de lantaarn te dragen. En natuurlijk vergeleken we wie de mooiste had. (Het doet sterk aan de versierde pompoenen van Halloween denken, niet?)
Dan brak aan de vooravond van Sint-Maarten ein-de-lijk het grote moment aan. Uitgelaten van vreugde trokken we in groepjes (mag ik bij jou? kom jij bij mij?) met onze lantaarn in het donker door ons dorp. We waren net dansende vuurvliegjes, zo mooi was het. We gingen van deur tot deur en zongen onvermoeibaar het Sint-Maartenslied in ruil voor bergen suikergoed, zo lekker en zo zoet. Eenmaal thuis keurden we onze buit, smikkelden, smulden en snoepten tot … Sinterklaas eraan kwam. Ja, Sint-Maarten was zonder twijfel een van de hoogtepunten van het jaar, zo’n heerlijke tijd!
De bietenlantaarn is grotendeels uit het straatbeeld verdwenen maar het Sint-Maartenslied van mijn geboortedorp klinkt nog steeds als volgt:
Als de eerste vrouw die God heeft geschapen sterk genoeg was om de wereld in haar eentje op zijn kop te zetten, moeten alle vrouwen samen toch in staat zijn de zaak weer recht te zetten.
(Sojourner Truth, 1851)
Dit citaat uit De eerste vrouw van de Oegandese Jennifer Nansubuga Makumbi las ik tijdens een moment van lang wachten, een zogenaamd ”dood” moment – ideaal dus om een boek open te slaan. Ik las deze zin nog een tweede keer en het was alsof iemand hevig aan mij trok en snokte om me wakker te schudden. Want nog maar zelden had ik zo’n krachtige en zo’n heldere woorden over de zaak van de vrouw gehoord. En ja, ik ben natuurlijk benieuwd hoe jij deze woorden ervaart. De uitspraak wordt toegeschreven aan Sojourner Truth, geboren als Isabella Baumfree (1793-1883), een Amerikaanse activiste met een fascinerend levensverhaal. Zij werd als zwarte slavin op een plantage van een Nederlandse eigenaar geboren – haar moedertaal was dan ook Nederlands – en werd verschillende malen verkocht tot ze uiteindelijk kon ontsnappen. De rest van haar lange leven wijdde ze onvermoeibaar aan de verbetering van de vrouwen- en burgerrechten in haar land.
Eva en co De eerste vrouw waarnaar Truth verwijst is vanzelfsprekend Eva. Haar verhaal wordt ons nog steeds van jongs af aan bijgebracht: Eva werd uit een rib van Adam geschapen en zij en alleen zij liet zich door de slang verleiden om toch van de verboden vrucht te proeven. Door haar ongehoorzaamheid werd de mens voorgoed uit het paradijs verdreven. Dit verhaal heeft de vrouw in het christendom weinig goeds gebracht. Over de hele wereld vertellen mensen soortgelijke oerverhalen over de eerste man en de eerste vrouw. In Oeganda is dat het verhaal van Kintu en Nmambi. Volgens de overlevering behoren mannen tot het land en is alles wat het land biedt bijgevolg eigendom voor de man. Vrouwen daarentegen zijn wezens van de zee en hun persoonlijkheid is even raadselachtig en wispelturig als de zee. Door dit verhaal werden vrouwen als vreemdelingen op het vasteland beschouwd, konden ze er geen rechten opeisen en verloren op die manier hun oorspronkelijke onafhankelijkheid.
Hij en zij Deze eeuwenoude Oegandese mythen en verteltradities vormen de kern van Makumbi’s oeuvre, dat zich het best laat omschrijven als literair – antropologische fictie. In haar tweede roman volgen we het jonge meisje Kirabo. Zij wordt door haar omgeving als eigenwijs beschouwd, maar in feite draag ze als een van de weinigen nog het wezen van de eerste vrouw in zich. In ruimere zin roept Kirabo’s persoonlijke ontwikkeling fundamentele vragen op over de positie van de vrouw in Oeganda en over de rol van de oerverhalen in verleden, heden en toekomst. Deze verhalen worden verzameld en geduid door de blinde, wijze vrouw Nsuuta, Kirabo’s mentor – voor haar dorpsgenoten daarentegen niets minder dan een heks. Het moet gezegd, al deze oude verhalen blijven tot op heden in het vrouwelijk collectief bewustzijn nagalmen – vaak impliciet en onbewust – want generatie na generatie hoorden zij geen stemmen. Meer zelfs, de verhalen worden door de vrouwen (deels) zelf in stand gehouden, waarbij Kirabo tot de onthutsende vaststelling komt dat het “altijd andere vrouwen zijn die voor meisjes en voor zichzelf hindernissen opwerpen”. Volgens Nsuuta gedragen vrouwen zich net zoals gekooide kippen die elkaar pikken: ze kunnen hun onderdrukker niet bijten en keren zich uit woede of frustratie dan maar tegen elkaar of tegen zichzelf. Van al deze programmaties zijn maar weinig vrouwen zich ten volle bewust; kijk maar naar de houding van de andere vrouwelijke personages. Zelfs Kirabo kan zich er niet helemaal aan onttrekken. En dus besluit Nsuuta geheel terecht dat “onze ogen niet alles zien waar we naar kijken.” De blinde die de ziende de ogen voor de waarheid opent is een vertrouwde literaire techniek die ook hier uitstekend werkt. Ongetwijfeld wil Makumbi met deze observaties de lezer uitdagen en prikkelen. Mij kon ze in elk geval raken. (Wel vind ik dat ze niet alle ambities in haar roman kan waarmaken maar dit is niet het opzet van deze blogpost.)
Wij of zij? Rest nog de vraag of wij de Oegandese vrouw moeten redden. Het antwoord van Makumbi is in deze interessante podcast glashelder: n-e-e-n! Het Westers feminisme is volgens haar niet de oplossing voor de uitdagingen van de Oegandese vrouw. Voor haar is feminisme cultuurgebonden: de noden in het ene land gelden met andere woorden niet per definitie voor een ander land. Het cultureel/inheems feminisme moet bovendien niet alleen vrouwen maar ook mannen bevrijden. Makumbi geeft hiervoor zelf een aanzet. In haar roman belicht ze ook de positie van de Oegandese man – weliswaar zijdelings: zo worstelt Kirabo’s geliefde met de vele socio-culturele verwachtingen naar hem als jongeman toe. En ze biedt ook hoop want verhalen over de man en de vrouw mannen zijn maakbaar: de oerverhalen werden immers door mensen gecreëerd; de mens kan dus ook nieuwe verhalen vertellen. Vrouwen kunnen – nee, moeten – een eigen stem vinden want ”als we stil zijn, zal iemand anders die stilte ogenblikkelijk voor ons invullen.” Kirabo zal niet stil zijn, wel integendeel. In de laatste bladzijden neemt ze subtiel de fakkel van verhalenvertelster Nsuuta over en geeft zelfbewust nieuwe betekenis aan de oude verhalen. Ze brengt beweging in het vastgeroeste sjabloon, zachtjesaan. Dit boek leest dan ook als een ode aan de (ver)beeldende kracht van verhalen.
Ik legde het boek even opzij en reflecteerde over de universele dimensie in Makumbi’s ambitieuze roman. Want Kirabo’s verhaal overstijgt de contouren van Oeganda. Het gaat eveneens over jou en mij – of we nu m, v of x zijn – en over de patronen die ook onze positie expliciet of impliciet beïnvloeden. Dus, hoezo is wachten een ”dood” moment? Daar is niets van aan, dankzij Makumbi had ik tijdens mijn anderhalf uur aan de rand van het hockeyveld meer dan genoeg stof tot nadenken.
Elk jaar ontdek ik er minstens eentje tussen de lezers uit het derde en vierde leerjaar voor de Leesjury (voorheen KJV, Kinder – en Jeugdjury): een tekstkind. Deze term behoort geloof ik niet tot het officiële vakjargon, ik heb het ook niet zelf bedacht, vast ergens opgepikt. Een tekstkind is een kind dat de letters op papier gretig opslorpt maar achteloos over de illustraties heen kijkt. In de boeken voor hun leeftijd staan vaak nog (veel) tekeningen en toch hebben ze er nauwelijks aandacht voor, alsof ze niet bestaan. Weinig aan te doen, dat is nu eenmaal hun manier van lezen.
Woorden én illustraties in de boeken voor de Leesjury.
Tekstkind of niet, gericht kijken naar illustraties is een leerproces, een vaardigheid die we via sturende vragen kunnen stimuleren. Deze vorming is belangrijk om voorbij snelle oordelen als mooi/niet mooi, leuk/niet leuk te gaan en zo hun blik te verruimen en te onderbouwen. Vragen over kijken naar illustraties (en naar kunst tout court) zijn doorgaans geïnspireerd op Parsons’ theorie over de vijf ontwikkelingsfases (“brillen”) van kunstbeleving. Dit raamwerk gebruik ik zelf ook bij de analyse en beoordeling van illustraties bij recensiewerk. Voorheen probeerde ik vaak in een oogopslag mijn mening te vormen. Dat lukte zelden – logisch! Ik bleef aan de oppervlakte dobberen en had moeite om mijn observaties in woorden te vatten. Nu neem ik mijn tijd en stel ik mezelf telkens dezelfde cruciale vraag: wat zie ik nu precies? Gericht kijken vraagt tijd en geduld. Naar lijnen, vormen, kleuren, compositie, details, materiaal. Het is kijken in veelvoud. Op die manier ziet men het vakmanschap van de illustrator/illustratrice in al zijn facetten en krijgt de illustratie wat ze verdient: niets minder dan onze gulste aandacht.
Recensenten geven maximaal vijf sterren. Vijf sterren staan voor onvergetelijk – niet te missen – must read – subliem. Maar soms doen vijf sterren, slechts vijf sterren, oneer aan een boek. Het mag wat guller zijn. Zoals deze keer. In mijn recensiewerk voor Pluizer* ben ik best wel kritisch, maar nu liet ik me graag bedwelmen door Het bamboemeisje, de sublieme intimistische beeldroman van Mattias De Leeuw en Edward van de Vendel. Deze Japanse vertelling is zo oogstrelend mooi en zo poëtisch in woord en beeld dat vijf sterren simpelweg onvoldoende blijken.
Alleen maar lof dus voor het ambacht van illustrator Mattias De Leeuw. In dit boek heeft hij zichzelf overtroffen. Penseel en aquarel, dat is alles wat hij nodig heeft om een hele wereld te evoceren. Zijn illustraties lijken in een snelle, schijnbaar achteloze beweging geschilderd – dat is zijn signatuur. Hij doet schilderen o zo makkelijk lijken – alsof wij dat ook even snel zouden kunnen. Wat ik als leek echt knap vind is hoe hij hier met enkele losse lijnen en kleurvlakken intense gevoelens van tederheid kan weergeven. Kom, blader even mee en neem de tijd voor heerlijk kijken in stilte en traagte.
In beeld is een aparte rubriek omdat beelden verder reiken dan woorden, het onverwoordbare kunnen verwoorden. (omschrijving van illustratrice Sabien Clement)
* Pluizer is een online databank met recensies van kinder- en jeugdliteratuur door een twintigtal vrijwilligers.
Mijn volledige recensie van Het bamboemeisje vind je trouwens hier.
Ik lees graag in cycli, zo stel ik vast. Ik bedoel daarmee dat ik graag veel van eenzelfde auteur of literaire regio lees alvorens andere namen en oorden te verkennen. Natuurlijk neem ik tussendoor ook andere verhalen tot mij, maar ik zal niet zo snel van een Nederlandstalige auteur naar een Russisch werk snellen om via een overzeese schrijfster terug in de Lage Landen aan te meren. Ik hou ervan om voor lange tijd in dezelfde mentaal – literaire ruimte te verblijven, om een literaire ontdekkingsreis te ondernemen die gaandeweg behaaglijk en vertrouwd aanvoelt.
Woorden, zinnen en verhalen komen vanuit alle windstreken naar mij toe, en dat vind ik heerlijk! Toch was er een gebied, zeg maar een heel continent, dat ik niet durfde te betreden; lange tijd liep ik met schroom om auteurs met Afrikaanse roots heen. Ik heb niet echt een persoonlijke band met Afrika en meende daardoor geen aanknopingspunten te vinden. Onterecht natuurlijk. Hoog tijd dus om mijn vizier scherper te stellen. Bij deze eerste schuchtere stappen was de Brits – Nigeriaanse schrijfster Bernardine Evaristo (1959) mijn innemende gids. Van haar las ik de roman Meisje, Vrouw, Anders (Girl, Woman, Other), dat eind 2019 met de Booker Prize* werd bekroond en ook bij het internationale lezerspubliek geestdriftig onthaald wordt, niet in het minst bij vrouwen van kleur. Ik sluit me graag bij hun lofzang aan en hoop vurig ook jou tot het lezen van deze roman te verleiden. Want, wow, wat een knap boek is dit!
Knappe cover, niet? De cover van de Nederlandstalige versie is trouwens ook de moeite.
Meisje, Vrouw, Anders biedt twaalf portretten van twaalf mensen, overwegend (Britse) vrouwen van kleur, wiens levens in mindere of meerdere mate met elkaar verweven zijn. Het zijn telkens korte, indringende verhalen over hun dromen, overtuigingen en geheimen, over hun ontplooiing en pijn, over hun blutsen en builen. Kortom, over hoe een mensenleven zich kan ontvouwen. Evaristo schetst een heterogeen beeld van een gemeenschap in diaspora die wij al te vaak veralgemenend als de Nigeriaanse of godbetert de Afrikaanse gemeenschap definiëren en grotendeels vanuit onze eigen Westerse blik benaderen. Hun levens raken actuele vraagstukken als feminisme, sekse en gender en inclusie en representatie van minderheden. Dat zijn thema’s die Evaristo na aan het hart liggen, zonder te moraliseren of dramatiseren. Meisje, Vrouw, Anders is zeker geen pure ideeënroman of psychologische roman; het is vooreerst een mozaïek van twaalf individuen die zijn zoals ze zijn. Haar boek wordt omschreven als een polyfonie van zwarte stemmen, en zo klinkt het ook: levendig, energiek en aanstekelijk.
Evaristo’s observaties zijn scherp, eerlijk en onverbloemd maar ook gracieus, schalks en empathisch. Ze jongleert eveneens met de gangbare conventies inzake spelling en interpunctie: bij haar geen hoofdletters of punten in een zin; elke zin start op een nieuwe regel. Mijns inziens weerspiegelt deze vrije literaire vorm heel knap de meanderende stroom van gedachten, gevoelens en ervaringen van de twaalf geportretteerden.
Twaalf individuen, dat betekent in essentie ook twaalf zeer persoonlijke ervaringen over (schijnbaar) eenzelfde realiteit. Steeds wordt – soms pijnlijk – duidelijk hoe subjectief de individuele ervaring is, gefragmenteerd en gevormd door kwetsuren, verwachtingen of verlangens. En eens te meer blijkt dat we de Ander nooit helemaal kunnen kennen, alleen wat hij/zij/hen wenst/kan/durft te onthullen. En dat geldt uiteindelijk ook voor onze relatie met Evaristo’s personages. Als lezer wandelen we hun levens binnen, we leren hen kennen als waren ze echte mensen (want zo voelt het) maar wat weten we nu echt van hen? Alleen datgene wat de auteur aan het papier wil toevertrouwen.
* the Booker Prize: jaarlijkse prijs voor de beste Engelstalige literaire fictie. Evaristo was de eerste zwarte vrouw die deze eer te beurt viel. Ze moest de prijs wel delen met Margaret Atwood.
Al te vaak zijn ze slechts onderdeel van statistieken of algemene analyses, al die naamloze slachtoffers van de geschiedenis. Maar hebben niet alle doden, gewonden, vermisten, vluchtelingen en ontheemden een uniek persoonlijk verhaal dat er toe doet? Wie kent deze vergeten mensen nog? Wie noteert hun verhaal? En ook: wie luistert? Naar hen luisteren is een oprechte erkenning van hun mens-zijn. Dat besefte ik eens te meer door het beklemmende autobiografische tweeluik van de Duitse schrijfster Natascha Wodin (1945).
In Ze kwam uit Marioepol en Ergens in dit duister ontrafelt Wodin het verborgen verleden van haar moeder en haar vader in een poging ook zichzelf beter te leren kennen. Als dwangarbeiders uit Oekraïne blijven ze na 1945 als ‘ontheemde buitenlanders’ in Duitsland, ontworteld en gedoemd tot een leven aan de onderkant van de samenleving. Ze vinden er hun plaats niet. Ze voelen geen grond onder hun voeten. Ze horen er nooit bij. Ze probeert het fascinerende maar tragische leven van haar aristocratische moeder te reconstrueren, voor wie het leven te zwaar bleek en die zelfmoord pleegde toen Natascha tien was. Ze rekent af met haar stugge vader, met wie ze een moeizame, gecompliceerde relatie heeft. Door zijn hardnekkig stilzwijgen blijven veel vragen over zijn verleden onbeantwoord.
Het zijn twee aangrijpende portretten van twee mensen die voor hun dochter uiteindelijk grotendeels vreemden blijven.
Ik heb beide boeken af en toe opzij moeten leggen, om even op adem te komen. Voor ons, lezers, is haar verhaal gewoon fictie. Voor haar is het ‘gewoon’ haar léven. Ze kan niet ontsnappen. Ze schrijft enigszins zakelijk, zonder pathos. Ze presenteert zich in geen geval als slachtoffer. Ze heeft het gered, zoals ze zelf aangeeft. Maar ze kan het niet mooier of zachter maken dan het is.
Over toen Ik heb in mijn jeugd geen enkel boek van Roald Dahl gelezen. Meer zelfs, ik had in die tijd nog nooit over hem gehóórd. De Grote Vriendelijke Reus, Mathilda, Daantje, Sjakie, Willie Wonka en al die andere iconische personages van Roald Dahl waren vreemden voor mij. In jeugdliteratuurkringen wordt deze uiting van literaire barbaarsheid vaak op groot ongeloof onthaald. Meestal haal ik dan ietwat beschaamd mijn schouders op. Het is inderdaad opmerkelijk nu ik erop terugkijk. Klaarblijkelijk heb ik zijn oeuvre in onze kleine bibliotheek over het hoofd gezien – ik veronderstel dat zijn boeken er toch te vinden waren. Het is vooral opvallend dat zelfs op de lagere school niemand deze gretige lezer naar Dahls fantastische verhalen heeft geleid. Tips en aanmoedigingen heb ik ook echt gemist toen ik als dertienjarige het beperkte aanbod in de jeugdafdeling was ontgroeid en geen flauw idee had van wat ik nu kon lezen. Ik doolde doelloos rond in de bibliotheek, koos titels die niet bij me pasten, was te bedeesd om advies te vragen en haakte al gauw gedesillusioneerd af. De gepassioneerde lezer was niet meer. Mijn leesdip heeft flink wat jaren geduurd want gaandeweg kreeg ik andere interesses waarbij lezen niet belangrijk was.
Van ontnuchtering … De leeftijd rond 12 – 13 jaar is nog steeds een cruciale lees-leeftijd. Rond die leeftijd begint de belangstelling voor lezen significant af te nemen. De Vlaamse cijfers inzake leesplezier zijn ontluisterend. Volgens vergelijkend internationaal onderzoek* leest een derde van de Vlaamse tienjarigen voor het plezier – in 2006 was dat nog bijna de helft. Bijna een derde heeft dan weer een negatieve houding t.o.v. lezen. Vlaanderen bengelt op dit vlak samen met Nederland en Zweden helemaal onderaan in de groep van 16 West-Europese landen. In diezelfde groep scoren Portugal, Spanje en Ierland het hoogst inzake leesplezier. Van de Vlaamse vijftienjarigen beschouwt nog slechts 17% lezen als een hobby en zowat de helft vindt lezen puur tijdverlies – dit cijfer is het hoogste van alle 79 deelnemers. Ook tal van andere Europese landen scoren onder het internationale gemiddelde. Het leesplezier blijkt dan weer het sterkst in China, Turkije, de Verenigde Arabische Emiraten, Colombia en Mexico en wat Europa betreft in Moldavië, Bulgarije en Polen. Deze onderzoeken zijn internationale referenties, al wil ik ook enkele kanttekeningen maken. Wat wordt hier bijvoorbeeld onder de noemer ‘lezen’ verstaan? Gaat het enkel over het lezen van boeken of worden strips, tijdschriften of kranten (al dan niet digitaal) ook meegerekend? En wat en hoe was de vraagstelling? Bovendien komt het leesplezier enkel zijdelings aan bod; de focus is namelijk het meten en vergelijken van de leesvaardigheid en het begrijpend lezen. En er is evenmin enige toelichting over de mogelijke factoren bij het bescheiden leesplezier of de grote onderlinge verschillen. Het zijn in feite statistieken zonder veel analyse of duiding. Een helder beeld van de drempels, stimuli en opportuniteiten m.b.t. de leescultuur van kinderen en jongeren lijkt me nochtans primordiaal om een concreet en daadkrachtig leesbeleid te formuleren. Verrassend genoeg is er op dit vlak weinig onderzoek.
naar alarm … Voor beide leeftijdsgroepen is er dit jaar een nieuw ijkpunt. Ik ben nu al benieuwd naar de Vlaamse resultaten, in het bijzonder naar de houding van de tienjarigen. Toen in 2016 bleek dat ook het niveau van de leesvaardigheid (begrijpend lezen) in het Vlaamse basisonderwijs een flinke deuk kreeg – in West-Europa deden enkel Wallonië en Frankrijk het slechter – gingen op het departement Onderwijs de alarmbellen af. Er was nu – naast de verminderde aandacht voor begrijpend lezen an sich – ook een onweerlegbaar verband tussen de achteruitgang in leesvaardigheid en het lage leesplezier. Het is immers geen hogere wiskunde: wie meer voor het plezier leest wordt een steeds vaardiger lezer, wat op zich dan ook weer het leesplezier aanscherpt. Leidraden en (proef)projecten werden opgesteld om het leesonderwijs te professionaliseren, van de school een inspirerende leesomgeving te maken en bovenal de intrinsieke leesmotivatie – de innerlijke drijfveren om te lezen waarvan het leesplezier er één is – te stimuleren. Zou dit nieuwe leesbeleid al zijn vruchten afwerpen? We zullen zien. (Het leesbeleid zal ik wel eens in een andere blogpost uitklaren.)
Over Netflix en … onszelf Voor de vijftienjarigen is er momenteel geen overkoepelend actieplan. Nochtans daalt ook in deze groep de gemiddelde Vlaamse score in leesvaardigheid significant. Dankzij een recent Nederlands onderzoek (midden 2020) bij een representatieve groep van jongeren tussen 12 en 20 jaar hebben we wel aanknopingspunten over hun leescultuur. Ik neem aan dat hun vaststellingen in grote lijnen ook voor Vlaamse jongeren gelden. We kunnen er nogmaals niet omheen: flink wat jongeren houden niet lezen, een kleine groep heeft er zelfs een hekel aan. Wat zijn hiervan de oorzaken? Wat denk jij? Denk je aan de alomtegenwoordigheid van Netflix, sociale media en gameconsoles als voornaamste oorzaak?
Het is inderdaad verleidelijk om te poneren dat deze nieuwe vormen van communicatie en entertainment verantwoordelijk zijn voor de verminderde leesinteresse bij jongeren, maar de realiteit bevat zoals zo vaak veel meer nuances. Digitale media blijkt niét de doorslaggevende verklaring voor de teruggang in leesplezier en leesvaardigheid bij Vlaamse jongeren (waarmee ik natuurlijk niet de impact wil minimaliseren). Globaal gezien hebben immers heel wat jongeren uit de deelnemende landen toegang tot series, games, smartphone of Instagram, dus hoe verklaren we de grote verscheidenheid die de internationale onderzoeken duidelijk onthullen? Heeft het dan ook met het onderwijssysteem (bijvoorbeeld verplichte lectuur versus vrije boekenkeuze?), didactiek, cultureel bewustzijn of mentaliteit te maken? Dat weten we niet zoals ik al aangaf. Blijft natuurlijk wel dat veel jongeren, ook diegenen met een hoge leesmotivatie, in hun beperkte vrije tijd sociale media, muziek, TV en games (of andere waardevolle interesses zoals sport, jeugdbeweging of vrienden) boven boeken lezen verkiezen. Het vraagt veel minder inspanning en concentratie en wordt als cooler, socialer en dynamischer ervaren. Ik heb het hier thuis vanop de eerste rij mogen aanschouwen: door het intense schoolleven verdwenen bij de veellezende oudste (nu 14 jaar) de boeken al gauw op de achtergrond. Lezen werd iets voor in de vakanties en zich ontspannen doet ze vooral via Netflix, muziek (Michael Jackson!) en andere hobby’s. Maar ik maak me geen zorgen; ze heeft nog altijd haar boekenogen wanneer ze tijd maakt voor een goed verhaal. Het leesvlammetje is er nog. (Oef!)
En laten we ook eens eerlijk naar onszelf kijken. Ben jij altijd in de stemming om aandachtig te lezen of verkies je na een lange dag TV of Netflix (waar trouwens uitstekende series en films te zien zijn) of wat in het rond surfen, scrollen, swipen en skimmen? En we lezen over het algemeen met z’n allen veel minder; dus een beetje mededogen voor jongeren is wel op zijn plaats.
Over nu Moeten we dan niets doen om lezen bij jongeren te stimuleren? Natuurlijk wel. (En ook even bekijken of te veel stimuleren niet averechts werkt.) Die ene magische formule bestaat helaas niet, het is en blijft een grote uitdaging om deze moeilijke doelgroep te bereiken. Ook hier geeft het Nederlands onderzoek handvaten voor een nieuw leesbeleid. De details zijn voor een andere blogpost, maar in elk geval moeten alle actoren in de boekenbranche zich nog meer richten op de leefwereld van jongeren. En wat we er ook mogen van vinden, hun leefwereld is nu eenmaal door en door digitaal. En ze weten vaak niet wat of hoe. Tot mijn grote verbazing blijken veel jongeren nog steeds moeite te hebben om een geschikt boek te vinden. Nochtans zijn er nu veel (te veel?) kanalen om tips te vinden, zoals leesacties en evenementen (bijvoorbeeld de Leesjury, voorheen Kinder-en Jeugdjury), aanbevelingen en recensies op websites en Instagram of een aparte afdeling voor jonge adolescenten in de bibliotheek. Op het vlak van communicatie, ondersteuning en bereik is duidelijk nog veel werk aan de winkel.
O ja, voor wie zich zorgen maakte: tussen Roald Dahl en mij is het helemaal goed gekomen. Hij mag dan ook niet in onze literaire canon ontbreken. Uit zijn omvangrijke oeuvre kiezen we Sjakie en de chocoladefabriek (Charlie and the Chocolate Factory), dat heerlijke verhaal over een arm jongetje dat de fantastische snoepfabriek van de excentrieke Willie Wonka mag bezoeken en uiteindelijk zijn opvolger wordt. Denk je misschien bwa een boek, liever niet … Geen nood! De verfilming staat … op Netflix.
*Onderzoek naar leesvaardigheid en leesmotivatie: vijfjaarlijks PIRLS-onderzoek met 54 landen en regio’s voor de tienjarigen (laatste onderzoek: 2016) en driejaarlijks PISA-onderzoek voor de vijftienjarigen met 79 landen en regio’s (laatste onderzoek: 2018).