Luisterpunt

(Over de Luisterpuntbibliotheek)

Soms gaat lezen moeilijk door dyslexie, visuele of motorische beperkingen. Een gewoon boek lezen wordt dan een ontmoedigende worsteling. Kinderen, jongeren en volwassenen met een leesbeperking kunnen gebruik maken van de online (en gratis) bibliotheek Luisterpunt. Luisterpunt biedt drie soorten boeken aan: Daisy-luisterboeken op CD of in de Anderslezen-app, groteletterboeken en boeken in braille. De collectie telt momenteel zo’n 50 000 boeken in alle mogelijke genres, gaande van poëzie tot kookboeken en anderstalige boeken. Er zijn ook 8 000 jeugdboeken, waaronder de boeken van de Leesjury. Ook fysieke bibliotheken hebben boeken van Luisterpunt in hun rekken.

Anders dan gewone luisterboeken heeft een Daisy-luisterboek een afstelbare voorleessnelheid. Kinderen met bijvoorbeeld dyslexie kunnen zo op hun eigen leesritme in het boek meelezen. Ze luisteren én lezen tegelijkertijd, met het luisterboek als hulpmiddel bij het lezen. (Ze mogen natuurlijk ook gewoon luisteren.) Dat ze dezelfde boeken kunnen lezen als hun leeftijdsgenoten stimuleert vanzelfsprekend hun zelfvertrouwen.

Vorig jaar had ik in mijn leesgroepje voor de Leesjury een meisje dat de acht boeken met de Anderslezen-app las. Ze was een echte boekenwurm, net zoals de andere lezers. Ook wie moeite heeft met lezen kan toch veel van boeken lezen houden.

Enkele recente boeken ingelezen door de auteur

In het kader van de Week van Dyslexie 1 – 8/10/2023 www.ikhaatlezen.be

Zeggenschap

(Over literaire prijzen en publieksprijzen)

Literaire prijzen De Boon voor Kinder- en Jeugdliteratuur, de Woutertje Pieterseprijs, de Gouden Griffel en Gouden Penseel, de Theo Thijssen-prijs, de Max Velthuijs-prijs, het Prentenboek van het Jaar, de Nienke van Hichtum-prijs, de Thea Beckman-prijs, de Gouden Poëziemedaille. Dat zijn momenteel alle literaire prijzen voor (oorspronkelijk) Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur. Niet slecht voor een kleine taalkundige regio, lijkt me – al is er een duidelijk geografisch onevenwicht, want Vlaanderen reikt met de Boon en de Gouden Poëziemedaille slechts twee trofeeën uit. Literaire prijzen zijn als aanmoediging en waardering voor auteur of illustrator van wezenlijk belang, zeker ook op financieel vlak. Voor kinderen (én volwassenen) vormen ze eveneens een belangrijke wegwijzer in het ruime boekenaanbod. Ook voor mij zijn ze een gids en baken.

Toch roepen deze prijzen ook vragen op. Zijn de bekroonde boeken niet vooral nicheboeken die de “modale” jonge lezer moeilijk bereiken? En in hoeverre dragen ze bij tot intrinsieke leesmotivatie en leesplezier van bijvoorbeeld occasionele of moeilijke lezers? De genomineerde en gelauwerde boeken (of auteur/illustrator bij een oeuvreprijs) hebben immers steeds een zekere literaire kwaliteit met een rijke taal, bijzondere illustraties of een geraffineerde verhaallijn. Het zijn wat men noemt “de betere boeken”. Laagdrempelige en populaire titels met veel plaatjes zoals Het leven van een loser, De waanzinnige boomhut of De keukenprins van Mocano zullen we nooit op een longlist vinden. Elke selectie, nominatie en bekroning is daarenboven in handen van een vakjury van volwassenen met kennis van zaken. Kinderen en jongeren – nochtans het doelpubliek – worden hierbij niet gehoord.

Publieksprijzen De Leesjury en de Poëziesterren zijn kinderen en jongeren wel aan zet. (Daarnaast zijn er nog enkele jongerenjury’s met een beperkte actieradius, zoals de Jonge Beckman-prijs voor historische jeugdromans en De kleine Cervantes, een lokaal Gents initiatief voor het eerste en tweede middelbaar.)
De Leesjury ontstond in 1981 als Kinder -en Jeugdjury (KJV) en is uitgegroeid tot een jaarlijkse leescommunity van meer dan 11 000 lezers van 4 t.e.m. 18 jaar, met vooral kleuters en lagere schoolkinderen. Per leeftijdscategorie bespreken de juryleden op individuele basis of in leesgroepjes zes of acht boeken, om uiteindelijk het beste boek te kiezen. De Poëziesterren voor het mooiste gedicht worden dan weer tweejaarlijks uitgedeeld door leerlingen van het kleuter – en lageronderwijs en het secundair onderwijs. De selectie van de titels van de Leesjury en de Poëziesterren mag dan wel door volwassenen gebeuren, de uiteindelijke bekroning is in handen van het doelpubliek zelf. Het zijn met andere woorden publieksprijzen of populariteitsprijzen die door auteurs en illustratoren oprecht worden gewaardeerd. En niet onbelangrijk om te vermelden: deze twee publieksprijzen van jonge lezers bestaan dan weer enkel in Vlaanderen.

Drie boeken van de Leesjury. Welke titel valt bij kinderen in de smaak?

Stem De Leesjury wil zoveel mogelijke lezers bereiken om hun leesplezier te stimuleren maar hen ook als lezer te doen groeien. Een uitgebalanceerde leeslijst met veel variatie is dan ook een absolute must. Zo zullen het 3de en 4de leerjaar dit jaar niet alleen gevestigde namen als Bart Moeyaert en Joke Van Leeuwen lezen, maar ook een laagdrempelig, geestig en flitsend boek als Bob Popcorn. Ik heb een sterk vermoeden dat Bob Popcorn bij veel kinderen in de smaak zal vallen. Misschien is het zelfs een potentiële winnaar. Ik ben ook benieuwd naar hun oordeel over het door volwassenen bejubelde Misjka van Edward van de Vendel dat dit jaar de Vlaamse Boon voor Kinder- en Jeugdliteratuur won. Zullen de jonge lezers zich even lovend uitspreken? Soms zijn hun beider standpunten gelijklopend, zoals bij het prentenboek Een zee van liefde van Pieter Gaudesaboos dat in 2022 de Boon won en een mooie 3de plaats bij de Leesjury behaalde. Soms durven ze al eens een heel andere richting uitgaan, met De waanzinnige boomhut van 13 verdiepingen als evident voorbeeld. Dit eerste deel van de bijzonder populaire reeks (ondertussen telt de boomhut geloof ik al 156 verdiepingen) won in 2015 overtuigend de Leesjury maar werd door mening volwassen selectielezers als een “verschrikkelijk” boek beschouwd. In de meeste gevallen bekronen ze een boek dat nauw aansluit bij hun leefwereld, waarin ze zich kunnen herkennen of dat in tekst en/of illustraties spannend, grappig of avontuurlijk is. Boeken waar zíj́ van houden dus. Volwassenen kunnen via de Leesjury trouwens voeling houden met de interesses en voorkeuren van kinderen en jongeren; kwestie van de ivoren toren te vermijden. En nee, de bekroonde boeken zijn niet allemaal pulpboeken of “verschrikkelijke” boeken. Wel integendeel hun keuzes getuigen dikwijls van ernst en goede smaak. Ze nemen hun stem niet licht op.



Midzomernachtsdroom

“ Ik zit aan de terrastafel te lezen als opeens: HRÀ-HRÀ-HRÀ-HRÀ-HRÀ!

Sinds dat gestrande kraaienjong twee weken geleden blijf ik regelmatig kraaien horen in de buurt achter het huis, maar dit is vlakbij, en daar is hij: met trage, bijna lome vleugelslag komt hij uit het niets, HRÀ-HRÀ-HRÀ-HRÀ roept hij met hoge dwingende stem en krijgt meteen antwoord van ergens achter het huis, een diepere stem die een enkel KRAA terugroept, hij vliegt over het huis weg, lager dan ik een kraai hier ooit zag vliegen. Hij is al voorbij, hij was prachtig, een volmaakt uitgegroeide kraai van forse kop tot forse staart tot in de zo sierlijke lange vingers van die brede vleugels die hij moeiteloos, nonchalant haast, op en neer bewoog, wat was hij prachtig.”

Deze kraai is een van de vele natuurobservaties van auteur Caro Van Thuyne in Hier begint de natuur. Vier seizoenen lang neemt ze ons mee in haar tuin, door velden en bossen en langs poelen, rivieren en de zee. Ze deelt met ons wat haar zintuigen haar over de poëzie in de natuur vertellen. Het is ook een uitnodiging om deze wonderen intenser te beleven door “kleiner kijken, dichter luisteren, opener ruiken, dieper voelen, aandachtiger proeven.” Ik neem haar uitnodiging alvast van harte aan. Jij ook?

Vijf sterren

In onze persoonlijke literaire canon zijn we bij de letter F aangekomen. De ambassadeur voor deze letter is Films die nergens draaien, een jeugdboek van Yorick Goldewijn dat ik op het recensieplatform Pluizer met vijf sterren bekroonde.

Eerst even het verhaal. De twaalfjarige Cato is vaak opstandig en boos. Sinds de dood van haar moeder bij haar geboorte is haar vader afwezig en apathisch. Ze ergert zich ook blauw aan hun behulpzame maar bemoeizuchtige buurvrouw. Cato maakt kennis met mevrouw Kano en haar bijzondere cinema Lux. In deze cinema wordt één unieke film voor slechts één bezoeker gespeeld en bovendien zijn het “films die nergens (anders) draaien”. Hier wordt Cato met haar diepste gevoelens geconfronteerd. 

Dat klinkt allemaal wat zonderling, niet? Dat is ook zo. Tot de allerlaatste zin baadt het verhaal in een raadselachtige magisch-realistische sfeer. De illustraties in zwart-wit, zoals de dwarrelende foto’s, versterken dit beeld nog. Pas op het einde vallen alle losse puzzelstukjes over deze vreemde cinema en over de melancholische Cato in elkaar. De lezer blijft enigszins verbluft achter, want wat betekent het concept “tijd” nu eigenlijk precies? Ja, dit is een verhaal over tijdreizen, maar dan in de vorm van een bijzonder ingenieuze en verrassende compositie. In de handen van een mindere schrijver was dit wellicht een wanordelijk boek geworden. Niet zo bij Yorick Goldewijn. Hij doseert het mysterie en de spankracht in de verhaallijn tot in de perfectie. Onder de boosheid van Cato sluimert een groot gemis en verlangen. Ook deze fijnzinnige gevoelens weet hij met prachtige beeldende zinnen precies goed te capteren.

Ik hoop vurig dat dit bijzondere verhaal een klassieker in wording is, maar het zou wel eens het type jeugdboek kunnen zijn dat meer bij volwassenen in de smaak valt dan bij kinderen.

Ach, bestond cinema Lux maar echt…

Erfgoed

‘Maar dat is Elmer!’ Nauwelijks had ik mijn voorleesboek uit de voorleeskoffer gehaald of enkele schrandere kleuters hadden hem al opgemerkt: Elmer. Tja, Elmer de olifant kan zich natuurlijk moeilijk verstoppen. Elmer is geel en oranje en rood en roze en paars en blauw en groen en zwart en wit. Helemaal anders dan alle andere olifanten.

Ik leerde deze kleurtjesolifant ruim een decennium geleden kennen via een knutselwerkje van een van de dochters. In haar kleuterklas had ze Elmer de olifant heel precies nagemaakt en mocht ze naar eigen smaak alle vakjes in alle kleuren van de regenboog inkleuren. Binnen de lijntjes, dat spreekt voor zich. Voor een vijfjarige moet dat een monnikenwerk zijn. Natuurlijk hebben we haar fraaie Elmer bewaard.

Elmer maakt al meer dan dertig jaar kinderen blij. Het is een van die unieke personages dat hen ook jaren later bijblijft en van generatie op generatie zal doorgegeven worden. Daar ben ik zeker. ´Oooo, Elmer, dat is zoooo lang geleden!’ riep de dochter enthousiast uit bij het terugzien van dit voorleesboek. En onmiddellijk begon ze opgetogen door het boek te bladeren. Sterker bewijs is er niet, toch?

Uit de duizend

Hoog tijd om onze persoonlijke literaire canon onder het stof vandaan te halen. Even het geheugen opfrissen: in deze canon brengen we voor elke letter van het alfabet een lofzang op een boek dat voor ons bijzonder waardevol is, een snaar raakt en mooie herinneringen in zich draagt.

De letter van vandaag was een stevige uitdaging want hoeveel titels beginnen er wel niet met de letter D? Onze keuze viel uiteindelijk op De jongen en de walvis van Linde Faas, een ontroerend verhaal over de ontluikende vriendschap tussen een jongen en een walvis.

De perfecte harmonie tussen woord en beeld is s-u-b-l-i-e-m. In slechts honderdvijftien woorden creëert Faas een subtiele gevoelswereld als een ingetogen gedicht. Ook haar illustraties in zacht aquarel zijn uitgepuurd. Werkelijk niets leidt ons af van de essentie. Elke illustratie ontvouwt zich als een verstild tableau van de natuurpracht om ons heen, zoals het grijze wolkendek, de wisselende zeegezichten en het vurige avondrood. Het zijn miniatuurbeelden van een fijngevoelige innerlijke wereld. Dit is puur meesterschap.

Orkestbak

Het wiebelt, het vlindert,

het kriebelt, en het zindert

het schuifelt, het scharrelt, het suist.

Het klappert, het wriemelt,

het flappert, het friemelt,

het bromt en het snort en het ruist.

Het tsjirpt en het ritselt, het zoemt en het zingt.

Het kruipt en het prikt en het danst en het swingt.

Een klankrijk zintuiglijk versje uit Toen rups een vlinder werd, een heerlijk voorleesboek van Bette Westera en haar dochter Naomi Tieman met verhalen en versjes over de beestjes in de tuin, zoals de eendagsvlieg, de vlinder en de hommel maar ook de kakkerlak, de bladluis en het pissebed. De betoverende illustraties van Djenné Fila evoceren een wonderlijke wereld in, op en onder de grond. Wat daar allemaal leeft, beweegt, krioelt! Kunnen we ons dat eigenlijk voorstellen en verbeelden?

Laten we vanaf dit nieuwe lenteseizoen “kleiner kijken, dichter luisteren, opener ruiken, dieper voelen, aandachtiger proeven. En dat alles kruiden met onze verbeelding.” (Citaat geleend uit Hier begint de natuur van Caro Van Thuyne. Doe je mee?

Tekstkritiek

Over Pim Begin februari ontstond in Nederland grote beroering rond auteur Pim Lammers (1993). Na ernstige online bedreigingen en haatberichten trok hij zich terug als gastauteur voor de Nederlandse Kinderboekenweek.

In zijn poëzie en prentenboeken voor kinderen staat diversiteit inzake gender, seksualiteit en gezinsvormen op een speelse en vanzelfsprekende manier centraal. In zijn verhalen voelt een lammetje zich een varkentje, huwt de prinses een meisje (beiden van kleur,), is een jongetje verliefd op zijn meester en heeft de boer een oogje op de dierenarts – en dat is allemaal doodnormaal. Hij is een populaire en veelgeprezen auteur. Ook ik vind hem goed en ik weet uit ervaring dat zijn boeken ook bij kinderen in de smaak vallen.

Lammers is in eerste instantie een jeugdauteur, al heeft hij ook enkele kortverhalen voor volwassenen op zijn naam. Over een van deze kortverhalen ontstond de ophef. In 2016 publiceerde Lammers als prille twintiger De trainer op een online schrijversplatform. Nogmaals, het is een fictief verhaal voor volwassenen. In een handvol pagina’s beschrijft hij onverbloemd hoe een jongen van 12 à 13 jaar geniet van de seksuele aanrakingen van zijn volwassen trainer. Uit juridisch en maatschappelijk oogpunt is dit een pedofiele relatie – ongepast en strafbaar. Daar is iedereen, zowel sympathisanten als critici (zeg maar tegenstanders en haters) van Lammers, het over eens.

Ongemak Ik heb De trainer ook gelezen (het staat nog steeds online). En in alle eerlijkheid, initieel voelde ik een zeker onbehagen – en ik bleek als sympathisant lang niet de enige. Deze “positieve” ervaring had ik helemaal niet verwacht; ik had zelfs nooit echt bij deze mogelijkheid stilgestaan. Dat deze tienerjongen verlangt naar deze pedoseksuele handelingen staat immers haaks op het algemene, harde beeld van getraumatiseerde slachtoffers.

Misschien raakt Lammers’ kortverhaal ook iets in mij dat ik als ouder niet echt wil weten en me daarom een onbehaaglijk gevoel geeft. Dat een prille tiener niet meer per definitie een seksueel “onschuldig” kind is, bijvoorbeeld. Dat deze jongen in kwestie die mijn zoon zou kunnen zijn, in de biologische overgangsfase van kind naar jongvolwassene zijn lichaam verkent en bepaalde lichamelijke sensaties als prettig en spannend kan ervaren – ook al zijn deze handelingen laakbaar en strafbaar. Wat zou in zo’n situatie mijn reactie als ouder zijn? Wat zou de jouwe zijn? En hoe staan we als ruimdenkende lezer tegenover dit verhaal? Dat zijn ongemakkelijke vragen waarbij we kunnen wegkijken, de schouders ophalen of onszelf confronteren. Ja, Lammers daagt ons als lezer en mens uit om ook onze eigen percepties in vraag te stellen.

Voor en tegen Tegenstanders vonden het kortverhaal fout, verwerpelijk en “misselijkmakend”. De auteur zelf was een “viespeuk” die pedofilie verheerlijkte, niets meer niets minder. Sympathisanten daarentegen verklaarden unisono dat dit kortverhaal een vorm van literaire vrijheid is en dat fictie een vrijplaats is waar alles kan en mag geschreven worden, met eigen regels, taal en symbolen. En ja, fictie mag prikken, schuren, wringen en uitdagen. Als vrijhaven staan literatuur en fictie op zichzelf, los van elke vorm van politiek en identiteitsdenken. Dat de critici bovendien geen onderscheid maken tussen de auteur Lammers en de tekst die hij geschreven heeft, is dan ook een teken dat ze helemaal niet begrijpen wat fictie en bij uitbreiding literatuur precies inhoudt. Deze opmerkingen hadden soms een behoorlijk hovaardige ondertoon, vond ik, in de trant van jullie kennen helemaal niks van literatuur, stelletje dommeriken. Je kan me zeker een sympathisant van Lammers noemen, maar ik heb toch twee bedenkingen bij deze argumenten. (Hierbij maak ik dankbaar gebruik van de scherpe analyse van auteur Tom Naegels.)

Kanttekeningen Eerst even terug naar De trainer. In een recent interview gaf Pim Lammers toelichting bij het gewraakte kortverhaal. Het is, zo stelt hij, een verhaal over een eenzame tiener die zich gezien voelt door zijn trainer, waarbij op subtiele wijze misbruik wordt gemaakt van zijn gevoelens. Alleen, deze context is helemaal niet duidelijk tijdens het lezen. De lezer moet bijzonder goed tussen de regels kunnen lezen en interpreteren, en dan nog blijft de psyche van de tienerjongen vaag. Ook de verborgen momenten van afkeuring, zoals het fluitsignaal op het einde van de voetbalwedstrijd, zal wellicht vooral op een heel andere, letterlijke manier gelezen worden. Zo heb ik het toch geïnterpreteerd, of misschien ken ook ik niks van literatuur…? Nee, ernstig, ik bedoel maar dat dit verhaal klaarblijkelijk een complexiteit heeft die zelfs ervaren lezers niet zonder meer zullen opmerken. Lammers’ duiding werpt een ander licht op het kortverhaal, dat is zeker.

Los daarvan gaat deze polemiek over veel meer dan dit ene kortverhaal. Het is niet zomaar een banaal relletje dat wel zal overwaaien. De status van literatuur (ook kinder- en jeugdliteratuur) zelf is de inzet van de hele discussie. Deze discussie is zeker niet beperkt tot het rechtse of conservatieve segment van het maatschappelijke spectrum. Na Lammers volgde al snel commotie over tal van aanpassingen door sensitivity readers* in het Engelstalige oeuvre van icoon Roald Dahl – waarbij de vervanging van ‘dik’ door ‘enorm’ toch wel een van de opvallendste was. En er zullen ongetwijfeld nog incidenten plaatsvinden waarbij vanuit een bepaalde hoek (radicaal-rechts, identitaire bewegingen maar ook sensitivity readers, bewegingen rond diversiteit en inclusie…) kanttekeningen worden geplaatst bij deze of gene auteur of boek.

Literatuur (hier: fictie) staat immers niet buiten de tijd. De appreciatie van literatuur is steeds ingebed in een maatschappelijke context die voortdurend evolueert. Wat bijvoorbeeld in de jaren ’60 als goede, aanstootgevende of populaire fictie werd beschouwd, krijgt nu vaak een heel andere waardering. Ook een individuele auteur leeft en schrijft binnen een specifieke tijdsgeest en heeft persoonlijke voorkeuren. Lammers schrijft over diversiteit en LGBTQAI+-thema’s omdat hij dat belangrijk vindt, en de literatuurwereld publiceert en promoot zijn werk omdat ze achter deze waarden staan. Zijn tegenstanders daarentegen hebben veel moeite met deze waarden en verzetten zich tegen deze thema’s in literatuur (kinder- en jeugdliteratuur). Of ze al dan niet iets van literatuur kennen is niet de juiste vraag. Met dit argument gaan we immers voorbij aan de ware kern van deze hele zaak. Het gaat met name over hun maatschappijvisie met specifieke waarden en normen die bepaalt welke literatuur ze waarderen en afkeuren. Ook de sympathisanten van Lammers hebben een bepaalde maatschappijvisie en al dan niet impliciete waardering van bepaalde literatuur. Hun argument van literaire vrijheid is op zijn minst relatief en selectief te noemen.

Laten we even bij een paar voorbeelden stilstaan. Hoe zou de literaire wereld reageren op een kortverhaal van een populaire kinderauteur dat homoseksualiteit als vies beschouwt. Zouden we dan ook nog zeggen dat in literatuur alles mag en kan? In 2020 zorgde de Nobelprijs voor Literatuur voor Peter Handke binnen de literatuurwereld voor controverse. Handke is een “reus van een auteur” maar ook groot sympathisant van de Servische oorlogsmisdadigers Karadzic en Milosevic. Prominente stemmen veroordeelden dat in dit geval succesvol schrijverschap primeerde op het ethische handelen van de auteur. En hoe staan we nu tegenover het oeuvre van Jef Geeraerts? In 2015 werd hij met zijn populaire boek Gangreen in de literaire canon van de Nederlandstalige literatuur opgenomen. Amper vijf jaar later, in 2020, werd hij genadeloos uit de canon geschrapt en is hij als ooit gevierde auteur helemaal van zijn voetstuk gevallen. Volgens de literaire commissie is Geeraerts’ visie op kolonialisme en vrouwen… “misselijkmakend”. Is dat niet exact hetzelfde argument van de tegenstanders van Lammers’ kortverhaal?

De hetze rond Pim Lammers is niet onschuldig, het is een teken van wat broeiten smeult in de samenleving, en dat is ernstig te nemen. Aan de (radicaal) rechterzijde spreekt men van een heuse cultuurstrijd (hun terminologie). We houden onze argumenten om onze houding te bepalen dus maar beter kritisch tegen het licht. Bij courante argumenten als ‘literaire vrijheid’ en ‘niks van literatuur kennen’ plaatsen we alvast best enkele grote vraagtekens.

* literair werk van vroeger en nu nalezen op aanstootgevende inhoud, stereotypen en vooringenomenheid (gevoeligheden dus) en wijzigingen voorstellen