Treur niet, lieve. Ik ben tegen Kerstmis thuis.
Dachten ze.
Het werden vier lange winters.
En ze knakten als bloemen in de vrieskou.

@ Judith B.D.
Winter in Ieper (1918-2018)
Wij kwamen naar Ieper om de grote oorlog terug te kijken.
Wit uit de grond gestoken staan, de loopgraven toegedekt
met beleefd geschoren gras, in eindeloos gelid van duizenden
en duizenden soldaten hun botten als zerken strak omhoog.
Er zijn fabrieken naast gebouwd en van de akkers rondom
zijn de spruiten geoogst. De wieken van de windmolens
hoog boven ons geven aan dat de tijd nog steeds verstrijkt.
We lopen door bevroren slijk naar waar de jongens liggen.
Zo bewaart Ieper de doden van een eeuw geleden:
ze kregen verse stenen boven hun gebeente en hun namen
blijven scherp gesneden in ‘t gesteente, of heten voortaan
Known unto God. Wie zond die jongens de dood in?
Hun vaders en moeders niet. Er zijn geen ouders meer
die huilen dat hun zoon ver weg van huis bij Ieper ‘t leven liet.
De tijd ging honderdmaal heen. Alleen de trouwe kou is er
nog en elke winter vindt het gras bevroren tranen terug.
(Ted van Lieshout)