Of hij dat nu echt niet meer wist, vroeg ik hem verbaasd. Hij haalde zijn schouders op met een grijns die zowel bevestiging als ontkenning kon betekenen. Ikzelf herinnerde me het nog levendig, o ja. In onze kindertijd hadden mijn broer en ik het regelmatig met elkaar aan de stok. Volgens het klassieke patroon van oudere broer plaagt en jent, kleine licht ontvlambare zus reageert als door een wesp gestoken. Bij momenten werd mijn moeder er hoorndol van. Zo was het ook die zaterdagnamiddag vlak voor 6 december. Ik was een jaar of zeven, acht en zoals steeds keek ik reikhalzend uit naar de komst van Sinterklaas. Maar ook die dag was er voortdurend gekrakeel en gekissebis en deze keer hielp daar geen lievemoederen aan. Tot …
ik stond als verstijfd … Er hing een briefje aan de deur van de woonkamer en ik herkende het sierlijke handschrift meteen. W .. wwat? Een briefje van Sinterklaas zelf? Hij was dus hier binnen geweest? Hoe kon dat, ik was toch maar even in een andere kamer geweest? Ik snelde naar het raam in de hoop nog een glimp van hem te mogen zien. Dat we stil en rustig moesten zijn, stond er dreigend, want anders zal ik niet langskomen. Getekend: Sinterklaas. Ik barstte haast in tranen uit. ‘Je moet ophouden,’ gilde ik met overslaande stem. ‘Anders zal Sinterklaas niet komen!’ Mijn broer daarentegen grijnsde breed. En terstond begon hij me te prikken en uit te dagen en probeerde hij me in de val te lokken. O, wat was het moeilijk om hem te weerstaan, maar ik was sterk – àlles zou ik voor de Sint hebben gedaan – en nee, ik liet me uiteindelijk niet verleiden. Maar wat een lefgozer was mijn broer toch. Ik kon maar niet bevatten waarom hij Sinterklaas zo hard durfde te tergen.
Nu goed, die namiddag was het thuis wel muisstil.
Dus ja, het versje Pas op voor Sinterklaas zou ook uit de koker van mijn moeder kunnen komen:
Je hoefde enkel maar te zeggen:
Sinterklaas staat op het dak,
en dan waren ze gehoorzaam
en zo lief en zoet en mak.
Pas op voor Sinterklaas,
hij staat te luisteren misschien.
Pas op voor Sinterklaas,
hij staat op ‘t dak en kan jou zien.
En dan waren ze zo aardig
en zo lief en zo hulpvaardig
maar helaas, helaas, helaas,
ze geloven nu niet meer in Sinterklaas.
‘k Vond mijzelf wel eens een monster
als ik dreigde met de zak.
‘t Was misschien niet pedagogisch
maar ‘t was wel een groot gemak.
(Annie M.G.Schmidt)